United States or Bhutan ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn inborst laat zich zoo weinig verloochenen, dat hij in zijn ambtsbeslommeringen niet alleen aanleiding maar ook verontschuldiging(!) meent te zien voor het beoefenen van allerlei wetenschappen. Voor de onstandvastigheid en inconsequentie van de menschen, wil hij zich schadeloos stellen met de consequentie van de natuur. Zijn bemoeiingen met mijn- en boschbouw, met wegaanleg, hoogeschool en teeken-academie, voeren hem tot delfstof-, aard-, plant- en ontleedkunde. Het is hem hier niet te doen om wat practiesch bruikbare gegevens; hij toont zich op dit gebied de dichterlijke wijsgeer, die de heele natuur als een éénig wezen ziet en nu in alle natuurverschijnselen een openbaring van dit Eenige verwacht. Spinoza heeft hem geleerd dat toereikende kennis van het wezen Gods tot toereikende kennis van het wezen der Dingen kan voeren, en deze weinige woorden geven hem moed, heel zijn leven te wijden aan de beschouwing der dingen die hij kan bereiken en van welker essentie hij durft hopen, een afdoende kennis te erlangen. Alle uitvinden en ontdekken (beseft hij) is de uitoefening van een oorspronkelijk waarheidsgevoel, dat zich in stilte reeds lang heeft gevormd, en dan plotseling, met bliksemsnelheid, tot een vruchtbaar inzicht voert. Het is van binnen naar buiten werkende Openbaring, die den mensch zijn godgelijkheid laat vermoeden. Het is de synthese van wereld en geest, die van de eeuwige harmonie in het bestaande de heerlijke verzekering geeft. Bij voorbaat lijkt hem uitgemaakt, dat mensch, dier en plant zich volgens dezelfde wetten hebben ontwikkeld, dat op geen enkel gebied sprake kan zijn van plotselinge schepping, dat alles geleidelijk is gegroeid, dat de rijken der natuur onmerkbaar in elkaar versmelten. En met deze werk-hypothese gaat hij nu in ontleedzaal en museum, in bosch en gebergte aan 't onderzoeken, en brengt dingen aan het licht, wier beteekenis pas veel later officiëel door de geleerden zal worden toegegeven. Hij begint nu in een geheel andere laag der maatschappij vijanden te verwerven, door zich

Zijn oude liefhebberij voor beeldende kunst meldde zich weer aan en hij ging de lessen volgen van Oeser, den directeur van de teeken-academie; een man die niet bestemd was om roem als schilder te verwerven, maar die als kunst-criticus en als onderwijzer uitmuntte. Aan hem had de vermaarde Winckelmann, de geleerde "hernieuwer" van de classieke kunst, zijn vruchtbaarste ideeën te danken.

"Wat moet jíj 'n gezellig thuis hebben," zei hij hartelijk, en ze vond het prettig, dat hij de portretjes aardig vond, en kwam naast 'm staan, om hem er over uit te leggen: "Die broer volgt op mij; hij is nu in de vijfde van de jongens-burger, en wil architect worden; dat zusje is op 'n particuliere school, ze is 'n beetje zwak, en houdt veel van huishouden; hij gaat op 't gym,.... en vin-je dát geen schat: 't is 'n bengel, zie je; maar 'k geloof, dat er wat in zit; hij schildert zoo aardig, en nu heeft Pa 'm op de teeken-academie gedaan,.... de kleintjes zijn nog op de lagere school; kijk, dit is de jongste.... ze is acht."

Maar de trein zelf, waaruit de makkertjes hem zagen stappen, dat gaf ook al prestige en hij wist zich toch wel goed en flink te houden en antwoordde op het hartstochtelijk kruisvuur van vragen, dat hij het heerlijk had gevonden op de teeken-academie, dat het er zoo groot en ruim was, dat er zoo ontelbaar veel leerlingen waren en dat hij er zulke prachtige dingen gezien had.

De volgende zondagen ging het Fonske niet meer zoo benauwd op teeken-academie. Hij raakte langzamerhand gewend aan den omgang met zijn mede-leerlingen en deze wenden ook aan hem. Maar schuw-ondergeschikt bleef hij zich in den grond van zijn wezen toch voelen, omdat al die anderen zooveel wisten dat hij nog niet kende en zoo stevig midden in een leven stonden, waaraan hij vreemd bleef.

Zijne meesters hadden hun genoegen in zijn helder begrijp en in zijne leerzaamheid, en roemden op zijnen spoedigen voortgang. Daar zijne ouders hem voor den stiel van mekaniekmaker of van timmerman bestemden, woonde hij sedert anderhalfjaar de lessen der teeken-academie bij, en alles liet vermoeden, dat hij ook in dit nieuwe vak behendig worden zou.

Niet verre van daar, in dat oude gebouw, met zijn fraaien gevel en het vriendelijke »Pax Huic Domui" boven de rondbogige poort, is de Leidsche schilder- en teeken-academie »Ars aemula naturae" gevestigd en bevindt zich eene bijzondere school door den Heer J. KNEPPELHOUT uit eigene fondsen gesticht en onderhouden, gelijk ook de daarnevens staande Gymnastiekschool waarvan de bouwtrant eenigszins gunstig afsteekt bij al hetgeen in de laatste jaren binnen Leiden verrees door hem werd in het leven geroepen.

Om hem heen ging 't leven den gewonen gang, waarin het nu eenmaal scheen vastgegroeid. Steeds leefde hij alleen met zijn moeder in het kleine dorpshuisje, steeds ging hij werken bij en met Van Belleghem, steeds trok hij iederen zondagochtend naar de teeken-academie in de stad, en steeds ook kwamen met de lente en vertrokken met den winter de bewoners der regeerende kasteelen.

In den loop der jaren had hij van lieverlede inniger aanraking gekregen met enkele leerlingen der teeken-academie, en wel voornamelijk met twee: Florimond Brandt en Sylvain Van Wetering. Zij waren alle bei zoowat anderhalf jaar ouder dan Fonske.

Maar meneer Wattenberg was op voorhand gewaarschuwd; hij nam Fonske in ontvangst en stelde hem aan den directeur der teeken-academie voor; en dadelijk werd het kind een plaats aangewezen en hem 't pleistermodel getoond, dat hij moest uitteekenen. Die heeren waren uiterst vriendelijk voor hem, wat niet belette, dat hij zich daar zeer vreemd en ontredderd voelde.