United States or Saint Vincent and the Grenadines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zijn inborst laat zich zoo weinig verloochenen, dat hij in zijn ambtsbeslommeringen niet alleen aanleiding maar ook verontschuldiging(!) meent te zien voor het beoefenen van allerlei wetenschappen. Voor de onstandvastigheid en inconsequentie van de menschen, wil hij zich schadeloos stellen met de consequentie van de natuur. Zijn bemoeiingen met mijn- en boschbouw, met wegaanleg, hoogeschool en teeken-academie, voeren hem tot delfstof-, aard-, plant- en ontleedkunde. Het is hem hier niet te doen om wat practiesch bruikbare gegevens; hij toont zich op dit gebied de dichterlijke wijsgeer, die de heele natuur als een éénig wezen ziet en nu in alle natuurverschijnselen een openbaring van dit Eenige verwacht. Spinoza heeft hem geleerd dat toereikende kennis van het wezen Gods tot toereikende kennis van het wezen der Dingen kan voeren, en deze weinige woorden geven hem moed, heel zijn leven te wijden aan de beschouwing der dingen die hij kan bereiken en van welker essentie hij durft hopen, een afdoende kennis te erlangen. Alle uitvinden en ontdekken (beseft hij) is de uitoefening van een oorspronkelijk waarheidsgevoel, dat zich in stilte reeds lang heeft gevormd, en dan plotseling, met bliksemsnelheid, tot een vruchtbaar inzicht voert. Het is van binnen naar buiten werkende Openbaring, die den mensch zijn godgelijkheid laat vermoeden. Het is de synthese van wereld en geest, die van de eeuwige harmonie in het bestaande de heerlijke verzekering geeft. Bij voorbaat lijkt hem uitgemaakt, dat mensch, dier en plant zich volgens dezelfde wetten hebben ontwikkeld, dat op geen enkel gebied sprake kan zijn van plotselinge schepping, dat alles geleidelijk is gegroeid, dat de rijken der natuur onmerkbaar in elkaar versmelten. En met deze werk-hypothese gaat hij nu in ontleedzaal en museum, in bosch en gebergte aan 't onderzoeken, en brengt dingen aan het licht, wier beteekenis pas veel later officiëel door de geleerden zal worden toegegeven. Hij begint nu in een geheel andere laag der maatschappij vijanden te verwerven, door zich

De gevoelens van de Poolsche Godgeleerden LELIUS en FAUSTUS SOCINUS, in 1638 verbannen, welke het meest van de leer der Kerk afweken, waren bijzonder hunne ontkenning van het leerstuk der Drieëenheid en der Erfzonde en twijfelingen omtrent de godgelijkheid des Heeren.