Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 18 juli 2025


"Wacht!" hernam Sytsken: "ik zal licht opsteken; want de kat alleen kan in deze duisternis zien. Vrouw! waar bewaart gij de lamp?" "Achter, op den schoorsteenrand," antwoordde, uit de in den donkeren hoek aanwezige bedstede, een flauwe stem, welke Deodaat voor die van des boschwachters huisvrouw herkende.

"Maar wat baat dit alles?" dacht zij, terwijl Sytsken haar hoofdtooi in orde bracht: "het zoude in dien Deodaat, die wellicht niets anders dan een ten hove gewone beleefdheid jegens mij in acht genomen heeft, een dwaasheid zijn, mij te beminnen: en in mij een nog veel grooter dwaasheid, zijn liefde aan te hooren.

"O Jonker Seerp!" riep Sytsken: "spreek een woord voor den armen Feiko, wien men naar de boeien wil brengen." De nieuwaangekomene, tot wien zij sprak, was een jonkman van ruim dertig jaren, lang en mager, doch gespierd en forsch. Zijn gelaatstrekken, ofschoon regelmatig, waren te sterk geteekend om innemend te heeten, en de opslag zijner oogen gaf hoogheid en eigendunk te kennen.

"En dat meisje, dat niet terugkomt," zeide Sytsken: "en de Olderman en Seerp Van Adeelen, die misschien al ongerust zijn over uw uitblijven. "Dat zal zich wel schikken," hernam de Jonkvrouw: "lang mij even dat kommetje aan: ik moet het linnen nog eens betten."

Auke Wybinga was een schipper van Stavoren, die twee mooie dochters bezat, welke aan Sytsken niet weinig jaloezie inboezemden, daar zij vreesde dat de bezoeken, die Feiko nu en dan aldaar aflegde, grooten hinder mochten aanbrengen aan den aanval, dien zij voorlang op het hart van den jongeling gemaakt had.

De plek waar het gevecht voorviel, lag niet volkomen in hun weg; doch zij hadden aan den ingang van den Hout de troostelooze Sytsken ontmoet, die van verre was blijven staan, toen Adeelen en Feiko den strijd begonnen waren, en nu, hun gevaar bespeurende, op het hoefgetrappel was toegesneld, ten einde de hulp der ruiters in te roepen.

Zoo ik van hem verkrijgen kan dat hij zijne ontembare driften beteugele, zal ik met hem gelukkig kunnen zijn.... gelukkig! Ja, moet men dit niet altijd zijn, wanneer men zijn plicht doet!" Hier werd zij uit haar mijmering gewekt door de stem van Sytsken, die al een poos naast haar gestaan had en haar vroeg, wanneer het haar behagen zou, zich aan te kleeden.

"Blijf van mij af, schurk!" riep de verschrikte Sytsken, vruchteloos pogende zich van de omarming des jagers los te maken: "ik wil niet met u gaan: ik haat u: gij zijt de oorzaak van alles." "Laat het meiske gaan, vriend Walger!" zeide het zwarte mannetje: "gij hebt geen recht op haar, en volgens art. 17 van het Privilege van Koning Willem is alle maagdenroof strafbaar met....."

De toestand van den zieke had sedert een paar dagen eenig uitzicht op beterschap doen geboren worden: hij lag in een zachte sluimering: en Sytsken, in zijn vertrek gezeten, had aan Madzy beloofd, haar te zullen roepen zoodra hij ontwaakte. Zij was dus, te dezen opzichte gerust, de deur uitgetreden en verkwikte zich met de liefelijke buitenlucht, welke haar tegenwoei.

"En dit meisje was het, dat hedenmorgen onze hulp voor Seerp Van Adeelen inriep?" "Dat was ik," zeide Sytsken: "en nogmaals dank voor uw bijstand." "En deze daar," vervolgde Reinout, met klimmende belangstelling, terwijl hij de onbekende met opgetogen verbazing beschouwde: "behoort ze ook bij u?" "Wij zijn de Jonkvrouw hier gevolgd," antwoordde vader Syard.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek