United States or Slovakia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij roemt de schoonheid en eerbaarheid van een Mariafiguur, de haren van den engel Gabriel, "die echte haren overtreffen", de heilige strengheid der askese, die uit des Doopers aangezicht straalt, de wijze waarop een Hieronymus "leeft". Verder bewondert hij het perspectief in Hieronymus' studeervertrek, den zonnestraal, die door een reet valt, het spiegelbeeld van de eene badende vrouw, de zweetdruppels op het lichaam der andere, de brandende lamp, het landschap met wandelaars en bergen, bosschen, dorpen en kasteelen, de eindelooze verten van het verschiet, en nogmaals den spiegel, De termen, waarin dit geschiedt, verraden louter curiositeit en verbazing.

verhaalt ons de droefheid van een krijgsman, die in zijn diepen kerker niet bemerkt, hoe de jaren wisselen en hoe de maan wast en afneemt: Ach, droefenis woont in mijn hart, hoe schoon de Mei ook straalt, Ik weet niet, dat de dag ontwaakt, en dat de avond daalt; Eéns zong een blijde vogelstem bij 't rijzen van de zon; Dan wist ik, dat de nacht verdween, en dat de dag begon.

't Zou donna Elisa zeker veel verdriet doen, als zij thuis kwam. Maar donna Micaela vond het heerlijk te zien, hoe hij de dichte lokken van zijn voorhoofd streek en hoe zijn goudkleurige oogen fonkelden, gelijk gulden wijn wanneer de zon daarop straalt. Het gaf haar troost iets te zien, dat zoo schoon was.

In al die landen, waar het zuivere licht der waarheid straalt, zou uw leven niet veilig zijn, en bij hen, wier kettersche gunst u beloonen moest, zult gij, als een verspieder, veracht en geschuwd worden.

Maar als de herfst komt, als de bronnen ophouden te vlieten, bloemen en bladeren verwelken en verdorren, dan verdwijnen deze liefelijke kinderen der bloemen en hun kort leven vergaat. De wonderkinderen van dit sprookje zijn de maagdelijke vrouw, zooals de mannelijke phantasie zich die gaarne droomt. De maagdelijke vrouw straalt een onuitsprekelijke bekoring uit.

Hij gaat om niet naar het schouwtooneel dat God hem toont; hij aanziet den hemel, het uitspansel, de starren, de bloemen, de kinderen, de menschheid waarin hij lijdt, de schepping, waarin hij straalt. Hij beschouwt de menschheid zoolang tot hij haar ziel ziet, de schepping zoolang tot hij er God in herkent. Hij denkt na en gevoelt zich groot; hij denkt nog dieper na en voelt zich verteederd.

Een nieuwe voetstap brokkelt hol boven de zoo hellende straat, terwijl er een rookje vlokt, ondergronds opgeblazen, en verzweeft in de schaduw. De Bar straalt dicht, gestolten boven de witte lichtschollen van de straat, onder de geluiderige schaduw van het Station. Achter de lijst van muur en luchtbrug is het kleurgezicht dat het asphalt berumoert.

Gegroet, o Schoone! uw gunstig woord Heeft steeds uw ridder aangespoord; Zij dan uw naam alom vermaard, Waar 't puik der vrouwen ook vergaart; Heraut en 's minnezangers lied Vraagt: Ziet ge gindsche Schoone niet? De zege is t' Askalon behaald, Voor 't licht, dat uit haar oogen straalt.

Geloove niemand ooit, Dat adel buiten 't edel hart kan leven: Wien konings hoogheid tooit Blijft laag zelfs, zoo niet Deugd zijn hart doordringt, Dat kaatse als water 't beven Van sterrenglans die uit den hemel blinkt. De Schepper straalt voor 's hemels Intellekten In klaarder gloed dan voor ons oog de zon.

Men schertst, men verbergt zich, de lucht straalt van een schitterenden glans: welk een gedaanteverwisseling brengt de liefde voort! Notaris-klerken worden goden. Deze vroolijke kreten, die vervolgingen in het gras, die omvattingen in den snellen loop, dat gefluister, die liefdekout, dat rooven van kersen uit den eenen mond door den anderen, dat alles verrukt en straalt in hemelschen glans.