Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij werd stroomopwaarts naar de planken-huizen gedragen. Nu hoorde ik den hoefslag der mijnen. Mijn drie vrienden kwamen in galop langs de spoorbaan aanrijden. Halef was de voorste. Sihdi, Sihdi! riep hij al van de verte. Zijt gij dood of leeft gij nog? Ik ben springlevend! antwoordde ik. Ik ben zoo frisch als een hoentje. Allah zij geloofd, geprezen en gedankt!

Men moest ook aan de reizigers denken. Niemand twijfelde eraan, of zij zouden nog wel in leven zijn. »Ja," herhaalde Maston onophoudelijk met het grootste zelfvertrouwen, »die kerels zijn bij de hand; zij kunnen niet als weerloozen gevallen zijn. Zij zijn levend, springlevend, maar wij moeten ons reppen om hen nog levend te krijgen. Over levensmiddelen en water bekommer ik mij niet.

De juffrouw, die er volstrekt geen begrip van had, wat de zakken van een flinken jongen zooal bevatten kunnen, was in de meening, dat het een klein, dood kikkertje zou zijn, doch wie beschrijft haar schrik, toen Dik haar plotseling een grooten, groenen kikvorsch toestak, die springlevend was.

Het ridderlike krijgsmansideaal en het ridderlike begrip van eer zijn niet alleen nu nog springlevend in de militaire stand, maar maakt een vrij essentieel deel uit van onze burgerlike mannelike moraal en de middeleeuwse begrippen »Chevalier" en »gentilhomme" met de bijsmaak van eer en hoofsheid die deze woorden hebben, zijn langzamerhand tot het »cavalier" en »gentleman" van onze tijd geworden.

"Hij is springlevend," antwoordde Pieter. "Maar vergun mij, dat ik Uwer Hoogheid iets vrage. Ik heb onder het gevolg Uwer Hoogheid tevergeefs naar mijn broeder Karel gezocht. Hij is toch niet ziek, of uit uwen dienst?" Het gelaat van den Prins betrok; het waren treurige herinneringen, welke Pieter bij hem te voorschijn riep. "Hij is niet meer in mijn dienst, Pieter," gaf hij ten antwoord.

De heer Gillenormand die in 1831 nog springlevend was, was een dier menschen, welke door hun hoogen leeftijd merkwaardig worden en thans ongemeen zijn, terwijl zij vroeger als iedereen geleken en thans op niemand meer gelijken.

Wij stonden met groote oogen te kijken en Witte had er zooveel pret in, dat hij dadelijk zijn buis op den grond smeet en zeî: "Wil-je, zeg, wil-je? Allebei te gelijk, kom maar op!" "Neen, Witte, we willen niet vechten! Zeg ons maar hoe 't in Den Briel is!" zeide Marten. "o Goed, goed! 'K heb gisteren je moeder nog gezien, springlevend maar een weinig treurig. Jou vader en moeder zijn dood, Huib!