Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juli 2025


"Is hij ook uit je zak gevallen, toen je buiten de poort uit het rijtuig keekt?" "Wij zullen er den kastelein eens naar vragen," zei Pols. Maar ook Ludwig Spitz, de chef van 't hôtel, wist niets van de zaak. Hij vond het zeer jammer, dat de heeren geen Heidelbergers waren, omdat zij dan van de regering wel nieuwe papieren zouden kunnen bekomen.

Van het door mij gecursiveerde is in den origineelen tekst niets te vinden. De heer Spitz heeft hier vermoedelijk gedacht: ik zal dat nou 'ns op z'n "modern-stemmingvols" móói maken. Maar ach, waarde Heer, ge hebt het leelijk gemaakt, want er kon ons waarlijk niets ergers gebeuren, dan dat het "stemmingvolle" gezicht van het moderne hier om dit eeuwenoude kerkhoekje kwam kijken.... [p.291] En dan: een waarlijk kunstenaar-vertaler vertaalt niet slap, ten minste niet zóó slap. Als hij in een door hem te vertalen gedicht een seh

Dan luidt de vertaling aldus: "Lief," zeide hij, "ware 't U gevallig, we zouden van het paard kunnen stijgen en bloemen plukken. Ik denk dat het hier heerlijk zijn zal." Hier heeft nml. de heer Spitz het vers: Laet ons spelen der minnen spel verdonkeremaand.

De eerste maal dan, dat de heer Spitz, bij het maken zijner vertaling een aanval van te-groote-fatsoenlijkheid kreeg, was bij de passage, waar, terwijl Beatrijs en haar minnaar, den morgen na de nachtelijke vlucht uit het klooster, het bosch en bloemenveld voorbij rijden, de minnaar aan het woord is.

De heer Spitz heeft, toen hij aan deze beide flauwten, die tegelijkertijd flauwiteiten waren, toegaf, en zich niet als een kerel op de been hield, verscheidene dingen uit het oog verloren, welke hij beter erin hadde gehouden.

Noot: Alle cursiveeringen zijn van mij. Beatrijs, naverteld door R.J. Spitz

Febr. De heer Spitz maakt zich wel zeer verdienstelijk zoowel jegens de oude literatuur als jegens den modernen mensch, die hij zich zoozeer beijvert tot elkander te brengen. Eerst de overzetting van de Beatrijs uit het Middel-Nederlandsch in het hedendaagsch, een werk, dat, er mogen dan ook duidelijk-zichtbare vlekjes op zijn aan te wijzen ik kom er spoedig elders op terug toch van een piëteitvollen moed en een schoonheidsbesef getuigt, die den uitvoerder eeren. deze bescheidener maar niet minder gewichtige arbeid van het samenstellen eener korte bloemlezing uit Hooft's lyriek, waarbij echter, daargelaten dat het doen eener keuze vaak evenzeer een blik gunt in den geest van die haar deed, als een vertaling in dien van den vertaler, de bloemlezer kans heeft gezien en wèl gebruikt, om zijn zeer te waardeeren aandeel in het gebodene te verhoogen door het schrijven eener beknopte, aangenaam-leesbare, zeer concis-gestelde inleiding, welke met een zekere prettig-aandoende, vastbesloten flinkheid de dingen bespreekt of noemt, waar 't op aankomt. Als ge hem, in den eersten zin reeds, zoo terloops hoort zeggen, dat Hooft's vader "een van de besten en zuiversten van een regentensoort (was), waarvan de vrijzinnigheid vaak niet meer dan afkeer was van predikanten-heerschappij en dat meestal slechts voor een vrijheid voelde die de onderdrukking van anderen als grondslag had en ten eigen bate kon worden aangewend," dan herkent ge hier onmiddellijk deze uiting als die van een man, die, ver over zijn vak-omheininkje heen, den wijden horizont ziet, diens spel van in elkander vervloeiende en elkaar aanvullende tinten [p.112] begrijpt, en met dat zuiver-eigen begrip zijn van anderen ontv

Ai, zou ik den heer Spitz willen zeggen, het "gij zult er niet aan toevoegen en er niet van afnemen," dat is ook voor de vertalers van de groote dichters geschreven! Nòg een voorbeeld van "eraf nemen." De jongeling las den brief, dien zijn vriendin hem zond en in zijn hart was vreugde. Snel maakte hij zich op om tot haar te gaan.

Maar toch zou ik den heer Spitz, waar hij voor dèze uitmuntendheid veel te goed is, willen raden: keer gij liever tot de zachtere zeden van het pre-Knutteliaansche tijdvak terug.... April '18.

De heer Spitz heeft ongetwijfeld een voortreffelijk werk gedaan, met de Middelnederlandsche Beatrijs "na te vertellen," d.w.z.: behoudens enkele uitlatingen en wijzigingen, waarop ik zoo dadelijk zal terugkomen te vertalen. Maar die voortreffelijkheid zie ik vooral daarin, dat zijn arbeid wellicht menigeen zal aansporen het oorspronkelijke te gaan lezen, met behulp van zijn overzetting, waardoor het voor ongeoefenden zoo lastige en vervelende naslaan van een woordenboek kan worden vermeden. Want en hierop lette men wel: zoude zijn werk sommige lezers er toe brengen zich met dat werk alléén tevreden te stellen, dan is m.i. de verdienste van dezen vertaler in een schuld, en geen geringen, verkeerd. Een schuld, niet jegens die lezers, die allicht toch nooit op de gedachte zouden zijn gekomen, het oorspronkelijke te lezen, maar jegens den ouden dichter, wiens werk zulke [p.286] lezers zich nu misschien verbeelden zóó te hebben leeren kennen, dat zij het in zijn ware en diepste wezen konden beluisteren, terwijl dit absoluut niet het geval is. De vertaling is, in den min of meer luchtigen zin, waarin journalistische critiek zulk eene qualificatie pleegt cadeau te doen, een goède vertaling; maar de literaire kunst-critiek, of hij die h

Woord Van De Dag

staande

Anderen Op Zoek