Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 4 mei 2025


Onder dezen, mijne beschermers en ambtgenooten, was de sergeant-majoor Collette, van Brussel, en een sergeant van Luik, met name Deguée, die mij lachende zijnen zoon noemde, en waarlijk uit rechtzinnige goedheid met de sabel het minste ongelijk zou hebben gewroken, dat men mij hadde durven aandoen.

Ik was zoozeer onthutst door deze ruwe behandeling, dat ik bijna niet wist wat te antwoorden op de vragen en bevelen, mij door den sergeant-majoor, mijnen onmiddellijken overste, toegestuurd. Te twee uren begaf ik mij naar de herberg des kapiteins. Mij sidderde het hart, en ik was benauwd, alsof mij iets zeer ongelukkigs moest overkomen.

"En heeft zij werkelijk geenen neus?" lachte de sergeant-majoor. "Geenen neus, mijnheer? Hij bedekt de helft van haar aangezicht; maar zij gelooft dat het een houten neus is, dien men haar heeft opgezet. Ook trekt zij er gedurig aan, om hem los te maken; maar hij staat vast en het doet haar te veel pijn."

Inderdaad, de sergeant-majoor, die zeer geleerd was en bij zijne oversten als een uitstekend soldaat stond aangeteekend, zou ongetwijfeld, vooraleer een jaar verloopen ware, tot den graad van tweeden luitenant vervorderd zijn. Toonde hij zich met de gouden epauletten op de schouders en den officiersdegen aan de zijde voor Mr.

Met mijne bekwaamheid had de kolonel wel vrede; maar een sergeant-majoor, zeide hij, moet ontzag kunnen inboezemen, dewijl hij in eene compagnie de ware werkspil is en met de uitvoering der ontvangene bevelen is belast. Nu men voor doel had, de tucht in het leger te doen eerbiedigen, mocht men geene kinderen tot sergeant-majoor aanstellen.

Komt beneden, mijnheeren, zoohaast gij hier gedaan hebt: de hesp, de kramik en een goed glas bier zullen gereed staan." Met deze woorden lieten de vrouwen hen alleen. De sergeant-majoor wreef zich de handen en juichte over het voortreffelijk logement, dat hun ten deel was gevallen. Min vroolijk scheen de fourier.

De dwerg, een krankzinnig geboren jongen met grooten mond, hangende lip en uiterst dom voorkomen, zette zich op de hurken nevens haar, en beiden bleven zwijgend en roerloos als onbezielde beelden. Met verbaasdheid keken de onder-officiers het ongelukkig meisje aan: op het gelaat van den sergeant-majoor zweefde een glimlach; het hart van den fourier klopte integendeel van angstig medelijden.

De sergeant-majoor onthaalde dit vooruitzicht met eenen bitteren grimlach, en bewees dat dit eene ijdele hoop was, aangezien de kwaal in de ongelukkige Lucia onherstelbare vorderingen had gedaan; maar de fourier liet zich niet overreden en beweerde, dat het ten minste hun plicht was, dit laatste redmiddel te beproeven.

De fourier was bovenal over de zoete vriendelijkheid der jonge boerin getroffen, en het deed hem waarlijk leed, dat zij zoo deerlijk van de kinderpokjes was geschonden. Zulk goed hart onder zulk leelijk aangezicht, het was groote spijt, inderdaad! "Sa, bazin," gromde de sergeant-majoor, "ik bedank u wel voor uwe dienstwilligheid; maar ik scheur van honger.

Ik zou willen eten.... seffens en iets anders dan brood!" "Ik denk er reeds aan," antwoordde de weduwe. "Gij zijt zeker met het krieken van den dag op weg gegaan, en het is nog zoo verre van den middag, niet waar? Een beetje geduld, ik zal de pan op het vuur zetten. Doorgeregen spek en eieren, is dit goed?" "Goed?" riep de sergeant-majoor, "wel, gij braaf mensch!

Woord Van De Dag

vreugdelooze

Anderen Op Zoek