Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


In zijn dankbaarheid voor dit alles wist Goethe op zijn beurt zich voor zijn makker op te offeren: toen Schiller arbeidde aan zijn Wallenstein, onderving hij diens journalistieke beslommeringen, en besprak ieder tafereel met hem.

Nauwelijks echter was voor hem het doodsgevaar geweken, of de uitgeteerde Schiller werd bedlegerig. Goethe, zijn voorgevoel bevestigd vindend, durft hem niet bezoeken. Met betraande oogen rent hij in zijn tuin heen en weer; heeft hij zich in zijn kamer opgesloten, dan hoort men hem snikken. Een oogenblik schijnt het alsof de vrienden elkaar zullen behouden.

En zo zijn, van een zuiver literair standpunt uit, de ridders van Ariosto, Tasso en Spenser, die de wereld rondtrekken en ter ere van hun Angelica, Armida of Gloriana strijden, de direkte afstammelingen van de ridders van Chrestien en Wolfram, maar ook de galante Alexander de Grote van Mlle de Scudéry, de Cid van Corneille, ja zelfs Hernani van Victor Hugo en Don Carlos van Schiller hebben nog het bloed in hun aderen van Arthur's ridders van de Tafelronde.

Bij de Duitschers vindt men nu eens een paar millioen prosaïsche boersche zielen, en dan weder een Uhland of een Schiller als een Blocksberg in de vlakte. Bij de Letten schijnt het dichterlijk bloed overal verspreid, bijna ieder heeft er min of meer talent voor, maar men treft er geene boven allen uitmuntende, geene opzien barende geniën. Het is alles als van een gereten en verbrokkeld.

Hunne nationale en lievelingsdichters, de Denen Ewald, Baggesen, Oehlenschläger, de Zweden Bellmann, Tegnér en Geijer, waren de tijdgenooten en gedeeltelijk de vrienden van de Duitsche Schiller en Goethe. Iets dergelijks laat zich van hun Thorwaldsen en Byström, en van hun Linnaeus en Berzelius, met betrekking tot Duitsche mannen van kunst en wetenschappen zeggen.

Intusschen werd het ernst met de Fransche revolutie: de bloedige Septembermaand van 1792, de onthoofding van Lodewijk XVI en Marie Antoinette schrikten hem op uit zijn zelf-cultuur. Veler oogen richtten zich naar hem; men verwachtte van hem een wijze uitspraak. Hij gaf die voorloopig niet en boette daardoor nog meer in van zijn leiderschap, dat hij reeds ten deele aan Schiller had moeten afstaan.

Een avond, ze hadden een natuurwetenschappelijke lezing bijgewoond, wandelden ze samen op, en Schiller maakte de opmerking, dat men met fragmentarische beschouwing van de natuur toch eigenlijk niet veel verder kon komen.

Hij nam op diens aandringen half-vergeten fragmenten weer ter hand, en Schiller, die de mechaniek van het denken zoo goed kende, werkte er zich in, wist te zeggen, waarop nauwelijks geschetste lijnen moesten uitloopen. Goethe liet zich door hem gaarne besmetten met theoretische wijsbegeerte, en begon, als hij, zijn werkplannen in te richten naar het resultaat van zijn bespiegelingen.

Over Rousseau, Byron en Schiller sprekend zegt zij dit, in een noot: Alleen Shelley is onder de burgerlijke dichters die de vrijheids-idealen verheerlijkten, geheel vrij van valsch gevoel. Ongetwijfeld mag men Mevr. Holst hier vragen, hoe dat komt, dat Shelley wel vrij van valsch gevoel is en de anderen niet.

De morgenuren waren hem altijd het vruchtbaarst, terwijl een man als Schiller 's nachts dichtte, zijn brein verhittend met champagne. Om elf uur gebruikte hij een kop chocolade en ging dan tot twee aan den slag.