Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 8 juni 2025


Doen wy wat gevaren hadden, kwam de agterste na my toe, want ik sat midden in de Praeuw, en wees dat hy geld wilde hebben. Ik taste in myn dief sak, haelde er een kwartjen uit, en gaf het hem.

Het zijn gewoonlijk verbindingen van twee werkwoorden, waarvan het eene een lichamelijken toestand, het andere eene werking uitdrukt; aanwijzingen van het eerste soort, zooals: "daer hi lach, sat, stont" achten wij nu overbodig voor de middeleeuwsche menschen waren zij dat niet.

Daer sat ik als een schaep tusschen twee Wolven, met duisend vreesen; God weet hoe ik te moede was: voeren also voor stroom af; omtrent ten halver weeg aan de boot synde, begonnen sy te tieren en te parlementen, het scheen aen alle teekenen dat sy my om den hals wilde brengen.

Twee vrijsters aen den bergh die pluckten versche rosen, 365 Die sy tot haer vermaeck uyt al de velden kosen, En wat ter zijden af, ontrent een groenen bocht*, Daer sat een jonger maeght die rose-kransen vlocht.

Inde fere scelerum causae, nec plura venena Miscuit, aut ferro grassatur sæpius ullum Humanæ mentis vitium, quam sæva cupido Indomiti census. JUVENALIS Sat. De Apostel PAULUS zegt mede, zeer juist: de gierigheid is de wortel van alle kwaad. Vergelijkt hier mede den 11den Zendbrief van den Apostel PAULUS aan Thimotheus vers 1-9. ingesloten. Ik.

Bi thêre Sûder-rên-mvda ånd thêre Skelda, thêr send sjvgun ålanda, nômath nêi Fryas sjvgum wâkfâmkes there wêk. Middel vppet êne åland is thju burch Walhallagâra, inut tha wâgrum thêra is thju folgjande skêdnesse wrîten. Thêr bvppa stêt: lês, lêr ånd wâk. 563 jêr nêi âldland svnken is, sat hir en wise burch fâm, Min-erva was hira nôma. Thrvch tha stjurar Nyhellênja tonômath.

En t'wijl men besigh is ontrent de versche bloemen, Vernam* Don Ian het volck dat wy heydinnen noemen, En siet de jonge spruyt die in het groene sat 375 Heeft op den staenden voet hem door het oir gevat*, Hem door het oogh verruckt. hy siet haer geestigh* wesen, En hoort haer soete stem, en heeftet bey gepresen.

Velen hebben bruine oogen en haar. Zij zijn nijdig en vrijpostig en bang door bijgeloovigheid. Wanneer zij spreken, noemen zij de woorden voorop, die het laatst komen moesten. Tegen âld zeggen zij âd, tegen sâlt, sât, ma voor man, sol voor skil, sode voor skolde, te veel om te noemen. Ook voeren zij meest zonderlinge en verkorte namen, waaraan men geene beteekenis hechten kan.

Heer Lanseloet, geloofdijt mi Bi ridderscape ende bi trouwen: Als ghi met Sanderijn der joncfrouwen Hebt ghedaen al u ghevoech, Dan seldi seggen: "ic hebbe uus genoech, Sanderijn, ic ben uus nu sat Ende van herten also mat, Al haddic VII baken gheten". Dies en seldi emmer niet vergheten, Ghi selt spreken dese woort, Ende dan seldi rechte voort U van hare keren al den nacht, Ende ligghen ende slapen soete ende sacht, Sonder spreken, ende swighen al stille.

toen de faem op Schreyers toren sat En bruyloft bruyloft blies, en noodighde al de stad Op 't schaterend bancket, beluyt wet soete rijmen, Van 't Noorden Krombalck quam, verzelschapt met God Hymen. Wij keeren, na deze uitweiding, tot onze beschouwing terug.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek