Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 oktober 2025
Hij antwoordde: »ik heb mijn koeienhuid voor driehonderd rijksdaalders in de stad verkocht.« Toen de boeren dat hoorden, wilden zij dat voordeeltje ook hebben; zij sloegen allemaal hun koeien dood, en trokken hen de huid af, om ze in de stad met groote winst te verkoopen. »Mijn meid moet het eerst gaan,« zei de schout.
Daar wordt aan mijn deur geklopt: ik zeg "binnen!" daar komt een Monsieur binnen: "Monsieur Lucas Helding" "Dezelfde," zeg ik. "Dan moet ik u dit zakje overhandigen," zegt hij: "wees zoo goed, mij quitantie daarvoor te geven." Met begon hij het geld op de tafel uit te tellen: alle gerande Zeeuwsche Rijksdaalders. Ik was zoo buiten mijzelf, dat ik beefde als een rieten blad.
Toen liep de pastoor zoo gauw hij kon er uit, en de molenaar zei: »ik heb den zwarten kerel gezien.« Maar den volgenden morgen in de schemering pakte boerke zich met zijn driehonderd rijksdaalders gauw weg.
Hij zag en hoorde, hoe ongelukkig zijn broer was; hij zag zijne droefheid en hoorde zijne klachten; maar medelijden had hij niet. Het hart van den rijke was even ongevoelig en hard als de harde rijksdaalders, waar zijne geldkist vol van was. De rijke had veel te geven; maar hij gaf niets. Maar de arme had weinig te geven, en toch gaf hij nog van zijne armoede aan anderen, die armer waren dan hij.
Hij maakte het venster waarbij de roovers stonden, open, en gooide de rijksdaalders één voor een naar buiten. Midden in zijn werk, hoorde hij op eens den koning komen, die zijn schatkamer kwam bezien, en toen moest hij zich verstoppen.
Ten gevolge van de ongunstige jaren 1714 en volgende werd in 1720 een plakkaat uitgevaardigd, handelende over de verkoop van vlees aan vreemdelingen en in Februarie 1723 kwam er zelfs een uitdrukkelik verbod om vers vlees en groenten te verkopen aan vreemdelingen onder straffe van deportatie naar Europa en een boete van 350 rijksdaalders.
En mijn laatste twee rijksdaalders wilde ik verteren in de stad die in mijn afwezigheid een korte poos de hoofdstad der wereld was geweest. In 't Noorden verslond de duisternis 't licht mateloos, nu was de berg weldra verzwolgen, 't laatste geleide van den dag vluchtte in 't Noordwesten overhaast en ik stond op 't bruggetje aan 't niet, omspoeld door de oneindigheid.
Zij wedden met hartstocht; men zou zeggen, met verwoedheid, als zulk een woord paste bij een Baliër. Een oude inwoner van Singaradja, goed van inlander-zaken op de hoogte, verzekert mij dat een gewone Soedra-boer op een enkelen dag soms tot twee, drie honderd gulden verliest. Hij wedt met handenvol rijksdaalders. Dat trekt hij zich verder niet aan. Vandaag verloren, morgen gewonnen, denkt hij.
Toen zegt de jongen tegen zijn vader: »ik zal mij in een mooi paard veranderen, dan moet je mij verkoopen; maar als je mij verkoopt dan moet je mij eerst den toom af doen, anders kan ik geen mensch meer worden.« De vader gaat met het paard naar de markt. Daar komt de gauwdiefmeester en koopt het paard voor honderd rijksdaalders; en de vader is 't vergeten en doet hem den toom niet af.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek