Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 30 april 2025
"O! voldoe dan terstond aan zijn verlangen, Ridder!" zeide Madzy: "en moge de uitslag van uw onderhoud zijn als gij dien wenscht." Een dankbare blik was het antwoord van Reinout, en hij volgde zijn geleidster met een blijmoedigheid, die niet vrij was van ontroering. Weldra bevond hij zich in het vertrek, waar Aylva op het ziekbed lag uitgestrekt.
"Vergeef mij, gestrenge heer," zeide hij; "ik gekte maar wat." "Nu, al gekt gij, knaap, zoo houd ik toch niet van gekken," antwoordde de ridder. "Daar gij uwe straf nu reeds bekomen hebt, zal ik u uw onbehoorlijk gedrag echter voor ditmaal vergeven." Intusschen begon het een weinig te regenen, en Sancho Panza betoonde grooten lust, een paar uren in den pletmolen te schuilen.
Of is er zooveel kracht in de ijdele rijmen van een rondtrekkenden zanger, dat huiselijke liefde, teederheid, vrede en geluk roekeloos veracht worden, om eens de held te worden van de balladen, die zwervende minnezangers dronken boeren bij hun avonddrank voorzingen?" "Bij de ziel van Hereward!" hernam de ridder ongeduldig, "gij spreekt van iets, meisje, waarvan gij niets begrijpt.
En als wij ergens anders van een ridder lezen die naar een onderaards vertrek van een slot gebracht wordt, waar hij een speer in zijn hand krijgt die zijn krachten wegneemt, en een ring aan zijn vinger die vergetelheid brengt, en die voor het weefgetouw gezet wordt en allerlei keukenwerk voor een dame moet verrichten, dan is men geneigd te geloven dat hier een antieke bron voor te vinden is, literair of door afbeeldingen, in de geschiedenis van Heracles en Omphale.
De zeden van die tijd hadden hun die gevoelens gegeven, want er was alsdan zoveel afstand tussen een ridder en een burger als er nu tussen de meester en zijn dienstknecht is.
Geloof echter, dat mijn woord, als ik het geef, even veilig is, alsof ik gouden sporen droeg." "Ik geloof het gaarne," zei de ridder, "ik ben gewoon op het gelaat der menschen te lezen, en ik kan op het uwe eerlijkheid en moed zien.
Na eenigen tijd ontmoetten zij een ridder te paard, die hun verwonderd vroeg, wat toch wel de reden mocht zijn, dat zij er zoo somber en mistroostig uitzagen.
"Kunt ge ons dadelijk overzetten, mij, mijn dienaar en twee paarden?" De vraag klonk zeker wat gejaagd, want de veerman nam den ridder van het hoofd tot de voeten op. "'t Is al laat, Edele Heer! En de wind steekt ook op. Ik kan u van avond niet meer overzetten. Uwe Edelheid moet wachten tot morgen." "Dat is onmogelijk, dat kan niet. Ik moet over, verstaat ge, ik moet en dadelijk ook!
Gheeft die edel minne haer stuc, Si anesiet ghene hoghe gheboort. O Lanseloet, ende hoe versmoort, So es u herte ane Sanderijn! Wildi doen den wille mijn, Ic salse u doen hebben tuwen willen Al desen nacht, heimelijc, al stille, Op u camer, heer ridder weerdt, Ende doet daer mede dat ghi begheert, Wildi mi ene ghelofte doen.
"Zeg, dat ik u gezonden heb. Ik ken den koning, die u zijn genade zal betoonen. Ga tot hem in de zaal, en breng al zijn heeren mijn groet, behalve Keye, die met mij heeft gespot." "Ik zal gaan " antwoordde de zwarte ridder, "dan zal ik mij aan hem gevangen geven. God verleene mij hulpe." Hij zwoer, dat hij tot den koning zou gaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek