Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 mei 2025


De inhoud van dat gedicht zal waarschijnlijk bestaan hebben uit een verhaal van de verwoesting van Jeruzalem; die verwoesting placht namelijk voorgesteld te worden als Gods wraak over het ter dood brengen van JEZUS. In den proloog van zijn boek over den Graal en MERLIJN noemt MAERLANT dit gedicht "wyde becant"; was het omstreeks 1261 reeds wijd bekend, dan heeft de verbreiding van het werk in ruimen kring natuurlijk eenigen tijd vereischt, en moet het dus ten minste in de eerste helft der 13de eeuw ontstaan zijn .

En hieraan voegt de goddelijke wijsheid toe: al te licht verslapt des menschen werkkracht en bemint hij de onbepaalde rust; daarom geef ik hem den medgezel, die aanspoort en drijft en die als duivel zijn moet in gestadige werking. In dezen "proloog in den hemel" wordt dus Faust genoemd in een ander verband dan van zijn studeercel.

JONCKBLOET hield ook dezen roman voor vertaald; doch de bewijsgronden, door hem aangevoerd, zijn zwak. Ook kan men den proloog maar niet wraken of uitleggen, zooals J. doet. Vgl. RHŶS, Studies, 105 en 55; Lancelot, II, 40393; Walewein, vs. 1010 vlgg.; 3550 vlgg. en II, p. 153. Vgl. JONCKBLOET'S uitgaaf II, 135.

"Val mij niet in de rede en scheid uit met je flauwe spotternijen," zeide Rodolphe; "zij zouden trouwens toch afstuiten op het harnas van een onkwetsbaren wil, waarmede ik in het vervolg gepantserd ben." "Nou is de proloog lang genoeg. Waar wou je eigenlijk op neer komen?"

Wáar laten ze het beest? vroeg Cecilianus bang. Waar wordt het opgesloten? Wordt het opgesloten?? vroeg Cecilius, nu niet zoo bang. Bij den ezel van Nilus? Want die treedt op in den Proloog! Beneden, in het gewelf, zeker, meende Gymnazium. En de kleedster zeide: Ja, onder de planken!

Evenals vroeger geestelijke dichters met bewustheid hunne poëzie stelden tegenover de door hen gelaakte ridderpoëzie, zoo zien wij nu den samensteller van het didactisch werk Sidrac, dat in 1329 werd voltooid, in zijn proloog te velde trekken tegen de verhalen daar weinig nut in steekt en die slechts van "vechten en vrouwen minnen, van het veroveren van landen en steden" weten te spreken .

Zijne werken toonen den invloed van zijne philosophische studiën: zij munten uit door groote kennis en juiste schildering van karakters en hartstochten en bevatten vele treffende tooneelen; daarentegen missen zij den verheven eenvoud van de stukken van Aeschylus en Sophocles; zij zijn niet meer ontleend aan de algemeen bekende mythen, maar geven dikwijls een oorspronkelijke, soms zeer romantische, bewerking van een of andere bizonderheid daaruit, zoodat meestal een proloog de toeschouwers moet inlichten over den inhoud van het stuk en de betrekkingen tusschen de handelende personen.

Reeds in den proloog is deze figuur toegelicht; te duidelijker blijkt zijn wezen waar hij zich aan Faust onthult in de studeercel en in den omgang, dien hij met zijn geleider pleegt. De inkleeding der Mefisto-gedachte is evenals het Gods- en hemelbegrip in den proloog aan de Middeleeuwsche voorstelling ontleend; maar de gedachte zelf is mijlen ver van het Middeleeuwsche geloof verwijderd.

Daar AEGIDIUS echter omstreeks het midden der 13e eeuw schreef, moet de door VELDEKE gebruikte Vite ook door HARIGER en AEGIDIUS gebruikt zijn. Zoo vinden wij ook de vergelijking uit I, 271 terug in het oorspronkelijke: ejusmodi nempe multas tunc temporis provisio divina pro necessitate accenderat faces etc. Vgl. Vgl. den proloog van Boek I.

Maar, lieve, toch Klonk uit dat zwijgen mij een welkom toe; En de bescheidenheid van schuchtere' angst Sprak me even duidlijk als de rateltong Van onbeschroomde, stoute redenaars. Spreke eenvoud, liefde, stott'rend en bedeesd, Toch treft, die 't minste zegt, mij vaak het meest. PHILOSTRATUS. Zoo 't u behaagt, Heer, de Proloog staat klaar. THESEUS. Hij trede binnen.

Woord Van De Dag

furieuze

Anderen Op Zoek