Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Maar degeen wie toch eigelik de eer toekomt die ridderomans in Duitsland geïntroduceerd te hebben, was Heinrich von Veldeke, die in de Nederlanden uit een ridderlik geslacht geboren en getogen was, maar dicht bij de Franse taalgrens. Voor een gravin van Kleef bewerkte hij de Aeneasroman in Duitse verzen.
Waar hij beschrijft, ook naar het uiterlijk, toont VELDEKE menigmaal wel talent, maar een onontwikkeld talent, terwijl zijn smaak en zijne kunstvaardigheid nog gering blijken. Zoo b.v. waar hij ons de Sibylle beschrijft, die ENEAS "toe Icônjen in her hûs" bezocht.
Dat had hij toch niet kunnen doen, indien het uiterlijk van sommige menestrelen hem daartoe geen recht had gegeven. Blijkbaar trachtten dezulken hunne adellijke meesters te evenaren in voornaamheid van kleeding, voorkomen en gang. Zijn er te onzent, behalve HEINRIC VAN VELDEKE, adellijke menestrelen geweest?
Immers onmiddellijk daarvoor stelt hij zich zelven tegenover de "ongheleerde luden". Vgl. bovendien het Latijn in den proloog en eene plaats als II, 944-946. Zie al het wetenswaardige omtrent VELDEKE samengevat in de Inleiding tot BEHAGHEL'S Eneide. Over VELDEKE'S taal nog te vergelijken wat Prof J.H. KERN mededeelt in Museum 1900, bl. 213-218.
Was VELDEKE nu met dezen naam bekend geworden door de Nibelungen of kende hij dien van elders? Dat hij dien naam in Duitschland heeft leeren kennen, evenals de namen der heldenzwaarden Eggesas, Mimming, Nagelring, waarover hij in de Eneïde spreekt, is niet waarschijnlijk; immers hij heeft, naar het schijnt, eerst na het dichten van den Servaes in Duitschland gereisd.
Het komisch element openbaart zich op vele plaatsen, gewoonlijk in ruwe grappen zooals men ze van deze dichters verwachten kon . Hier staat de Nederlandsche poëzie tegenover de Hoog- en Nederduitsche in eene andere verhouding dan bij VELDEKE: dáár was het onzerzijds geven, hier nemen.
Over het algemeen volgt VELDEKE zijne Servatius-legende, die hij telkens aanduidt als "die vite", op den voet . De letterkundige waarde dezer bewerking is gering en herinnert ons dat wij bij den aanvang van de ontwikkeling onzer literaire kunst staan. De gebrekkige uitdrukking, de afgebroken zinbouw, de stootende verzen met hun drietal heffingen doen ons denken aan de oude volkspoëzie.
Op die rondzwervende menestrelen moet VELDEKE het oog hebben, waar hij, afwijkend van zijn voorbeeld, ter bruiloft van ENEAS en LAVINE "die speleman end die varende diet" laat verschijnen en rijkelijk beloonen . Op hen zal ook MAERLANT'S uitdrukking doelen: "menestrele || Die altoes zijn onghestade" .
Toen VELDEKE zijn Leven van Sint Servaes bewerkte, gevoelde hij zich een armen zondaar, die behoefte had aan de voorspraak van den heiligen man bij God; die hoopte dat zijn werk ter eere Gods zou strekken . Maar de levensgeschiedenis van den heilige moge hem hebben gesticht, zij heeft noch zijn gevoel noch zijne verbeelding kunnen treffen.
Ook van het volk, waarvan zij nog een deel uitmaakten en waaraan zij zich het nauwst verwant gevoelden: de Duitschers, moeten zij zich reeds onderscheiden hebben gevoeld in taal en karakter. Welk een aanzienlijk verschil bestond er reeds omstreeks 1171, toen HEINRIC VAN VELDEKE zijn Sint Servaes dichtte, tusschen Middelnederlandsch en Middelhoogduitsch!
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek