United States or Philippines ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zelfstandige parodie van den ridderroman vinden wij ten slotte niet het minst in den proloog, die juist om die reden zoo uitnemend strookt met het gansche gedicht. Wie den proloog van den Reinaert leest na die van Walewein en van Floris en Blancefloer, zal in gelijke woorden, wendingen en rijmklanken meer dan eens de parodie opmerken .

De inrichting der schouwburgen was zeer eenvoudig en zoo geheel gelijk aan de wijze, waarop de pleinen van herbergen voor tooneelvertooningen dienstbaar werden gemaakt, dat men deze laatste inderdaad de eerste schouwburgen kan noemen. Men denke zich zulk een plein of plaats, van langwerpig vierhoekige gedaante, rondom of aan drie zijden door gebouwen omgeven, langs welker muren, galerijen waren, waarop de kamers uitkwamen; men denke verder deze galerijen van een dak voorzien, maar naar de plaats toe open en dus op deze uitziende. Werd nu aan het eene einde van den rechthoek, langs de smalle zijde, wat hooger dan de begane grond, een vierhoekige vloer van planken gelegd, door een lage leuning omgeven, en hierop samengebracht wat ter vertooning van een stuk noodig was, dan bood het overige gedeelte van het binnenplein geschikte gelegenheid aan, om staande of zittende het schouwspel gade te slaan, en konden meer aanzienlijke bezoekers op de overdekte galerijen plaats nemen. Geheel op dezelfde wijze waren de openbare schouwburgen ingericht . De Globus b.v. was een houten gebouw, van buiten zes- of achthoekig, inwendig rond of langwerpig rond van gedaante, zoodat Shakespeare in den Proloog voor het eerste bedrijf van zijn Koning Hendrik

Schrijf maar een voorafspraak, of proloog; en in die voorafspraak moet zooveel als gezegd worden, dat we geen kwaad zullen doen met onze zwaarden, en dat Pyramus niet wezenlijk doodgestoken wordt; en om er nog meer gerust te stellen, zeg haar, dat ik, Pyramus, niet Pyramus ben, maar Spoel de wever; dat zal er heelemaal op haar gemak zetten.

A.w. vs. 10514-6. Alex., V, 1041-7. Vgl. o.a. Mnl. Wdb. i.v. III, kol. 592. A.w. II, vs. 5089, 6271. Proloog, vs. 3 vlgg.; 72-5. Eenige bewijsplaatsen uit vele: Mnl. Ep. Fragm., bl. 124; Flor. en Blanc., 16; S. Lutgart, II, 3, 25, 912, 6854, 7769, 10047, 11393, 13817; III; 68, 2737; Roel., 210; Merlijn, vs. 545; L.o.H., vs. 17.

Wij hebben reeds vroeger eene plaats uit het Leven van Sinte Lutgart leeren kennen, die ons dien gang van zaken toont . In den proloog van dat werk waarschuwt de dichter zijn publiek tegen zoo menige "rime die ter zielen luttel smaect"; hij heeft daarbij het oog op verhalen

Uitvoerig en nauwkeurig is over VELTHEM'S kroniek gehandeld door Dr. TE WINKEL in zijne Geschiedenis der Ned. Lett., bl. 355-367. De bovengenoemde verhalen vindt men: Sp. Hist., V, 1, 28-30, en VI, 4. Over de H. Maagd VI, 32 en VIII, 34. Vgl. TE WINKEL a.w. bl. 170-171. Vgl. het slot van den proloog van Boek IV en het slot van dat Boek. Ik volg hier de uitgave en de inleiding van FRANCK. Vgl.

In den proloog van zijne Teestye doet hij ons reeds eenige bekentenissen over zijne neiging tot en zijne beschouwing van poëzie. Hoog is die beschouwing niet; de neiging tot poëzie komt bij hem voort uit afkeer van ledigheid, doch tevens uit zijne natuur; poëzie is vermoeienis des geestes, doch daarom verzaakt hij haar niet.

Zie de vergelijking in KAUSLER'S Denkmäler, III, 289 vlgg. Vgl. den Proloog, vs. 85 vlgg. Het eerste en tweede boek zijn niet vertaald, van het derde slechts een klein deel. Boek II-XII geven eene vertaling van het Latijn in Boek IV-XVII; Boek XVIII-XX zijn weer niet vertaald. Zie overigens de Inleiding in VERWIJS' uitgave.

Tot het begrijpen van de Faustfiguur dalen wij af naar de gronden onzer menschelijkheid; de dichter zelf heeft ons dezen weg gewezen door aan het optreden van zijn figuur een "proloog in den hemel" te doen voorafgaan. Hier zien wij God op den hemelschen troon gezeten en door engelen omringd.

De text is nog eerst nauwkeurig nagezien en van enkele storende fouten gezuiverd. Bij de aanteekeningen is van enkele opmerkingen van belangstellende collega's dankbaar gebruik gemaakt. Apeldoorn, Januari 1918. De proloog. De koning van Sicilië. De koningin. Esmoreit, hun zoon. Robbrecht, neef van den koning. De koning van Damascus. Damiët, zijn dochter. Meester Platus.