United States or Sri Lanka ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik heb hem zelf nog leeren rijden toen hij mij als groom werd toegevoegd op zijn dertiende jaar; zijn vader was een juweel van een piqueur; dien dank ik het nog dat ik nu mijn brood kan verdienen! Wel! wel! zoo is de stal hier opgeruimd. Maar Francis! mijn engel, gij ziet er zoo ontdaan uit, daar moet meer aan vast zijn; hebt ge uw mooie rijpaardje ook al van de hand moeten doen?"

Ik had nu al ruim drie jaren het oude continent verlaten, ik kende Engeland en Frankrijk niet, ik was, al zeg ik het zelf, een goed piqueur, geen slecht rijder; forsche lichaamsoefeningen stonden mij aan, ik engageerde mij bij zijn gezelschap.

De piqueur draaide zich juist om, zag mij niet meer op het paard en zei: 'daar hebben we het al, mijn ruiter is gevallen. Toen ik hem antwoordde, dat ik mij niet bezeerd had, zeide hij lachend: 'een kinderlichaam geeft mee! en ik, ik had wel willen schreien, maar ik vroeg of hij mij weer op het paard wilde zetten, en ik viel er niet meer af."

De piqueur zei lachend: 'Nu kavalier, stijg maar op. Ik verheugde mij en werd bang, doch deed mijn best om dit niet te laten merken. Ik trachtte den stijgbeugel te pakken, maar kon het niet, want ik was te klein.

In Hoe ik leerde paardrijden vertelt Tolstoi, dat hij eens met zijn broers naar de manege ging om het te leeren. De eerste piqueur, die zich verbaasde over zijne kleine gestalte, maar zijne vastberadenheid zag, wilde hem zelf helpen, "Men bracht een klein bruin paardje voor met korten staart. Het heette Tscherwentschik.

Toen hoorde de generaal eensklaps een stem achter zich, die hem scheen aan te spreken. Hij keerde zich om en stond voor een vrij jong, mager mannetje, met kaplaarzen aan en een geruite pet op, als een piqueur of paardesportsman. Dat uiterlijk kwam hem niet vreemd voor, maar de generaal herinnerde zich toch niet dadelijk waar hij dat type wel gezien had.

Plotseling voelde ik, dat ik begon te glijden, ik wilde weer recht gaan zitten maar kon niet. Ik wilde den piqueur roepen maar bedacht, dat het niet goed zou staan. Ik keek naar hem om en wilde hem toch maar vragen mij te helpen, maar hij lette niet op mij, hoewel hij riep: 'flink, flink, kavalier! Ik hing reeds geheel op één zij en werd bang, maar schreeuwen wilde ik niet om de schande.

"Ik was vooral zoo bang omdat Tscherwontschik maar steeds zijne ooren heen en weer bewoog; ik dacht toen, dat hij boos op mij was. De piqueur liet mij los met de woorden: 'Nu, pas maar op dat gij er niet af valt. In het begin ging het stapvoets, en hield ik mij recht op, maar het zadel begon zoo glad te worden en ik werd bang dat ik zou vallen. De piqueur vroeg: 'zit ge reeds vast? 'Ja, zei ik.

Maar gij kunt ze gerust aannemen; er kleeft niets aan dan mijn eigen zweet en bloed. Ze zijn zuur verdiend, maar eerlijk; althans als mijn beroep in uwe ooren geen al te harden klank heeft." "Ik weet niet welk beroep gij uitoefent; gij ziet er uit als een piqueur." "Ik ben kunstrijder!

'Nu, dan in draf, en hij klapte met de tong. Tscherwontschik ging in een drafje over; ik begon op en neer te wippen, maar hield mij goed en trachtte niet op zij te vallen. De piqueur prees mij: 'ei, zie dien ruiter eens aan, goed zoo! en ik was overgelukkig. "Op dat moment kwam een vriend van den piqueur en knoopte een gesprek met hem aan, waardoor hij niet meer op mij lette.