Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 1 juni 2025
In een gesprek over de Fransche literatuur met den Parijschen hoogleeraar Boyer, die hem in de lente van het jaar 1901 een bezoek bracht, drukte Tolstoi zich over zijne beide leermeesters, Rousseau en Stendhal, uit als volgt: "Tegenover Rousseau is men onbillijk geweest; de grootheid van zijne idee is niet erkend, en op alle mogelijke wijzen heeft men hem belasterd.
Op het eerste gezicht schijnen die wetten tamelijk onbillijk geweest te zijn tegenover de schuldeischers; maar in het algemeen was het zeker, dat, als een rijk man geld leende aan een arme, hij zeer goed wist, dat hij nooit zijn geld kon terugkrijgen; zijn doel was, den man zelf in zijn macht te krijgen, dat is, vrije burgers tot slaven te maken, en het was niet goed, dat dit door de wetten werd bekrachtigd.
De uitdrukking van hun gezicht wijst op toomelooze koppigheid en verborgen woestheid; in hunne oogen meent men valschheid en gemeenheid te lezen. Weldra echter komt men tot de overtuiging, dat het zeer onbillijk zou zijn, den Buffel naar zijn uitzicht te beoordeelen.
Of is het onbillijk, dat wij van u, die u een censor boven allen, ook boven uwe overheid, acht, verwachten, dat gij ze in de deugd zult overtreffen? Voor u ligt de bijbel. Er zijn scherpe hoeken aan. Is het onze schuld, zoo wij er bij denken, welk een vreeselijk wapen hij is, en hem met die metalen hoeken bij eene strijdakst vergelijken? Er zijn ook koperen sloten aan.
Het ware onbillijk van mij, zoo ik het verzweeg. Vóór alles, zij was moederloos: de weeze had de zoetste betrekking weinig of niet gekend.
"Ja! dat was ook onbillijk van vader; want het was de schuld van Frans den Portier: en als ik nu gehuild heb, is het om een soortgelijke reden geweest;" en hierop vertelde hij haar wat er had plaats gehad. Ulrica troostte hem met woorden en kusjes, bracht hem in haar tuintje, achter het slot bij den moeshof gelegen en wees hem hare besseboompjes.
Zij gelooven hun taak als vorst in alle opzichten vervuld te hebben, als zij gedurig jagen, als zij mooie paarden houden, als zij ambten en posten te hunnen bate verkoopen, als zij dagelijks nieuwe middelen uitdenken om de beurzen hunner onderdanen lichter en hun schatkist zwaarder te maken, maar zoo, dat zij geschikte gronden weten te vinden om deze handelwijze, ook al is zij hoogst onbillijk, toch eenigen schijn van billijkheid te geven.
In de streek, waar wij doorgetrokken waren, hadden wij alleen schapen gezien, zoekende naar tusschen de rotsen opschietende magere sprietjes. Nu schenen ons de Cevennen zoo verlaten en zoo onherbergzaam toe, dat wij bijna een onbillijk oordeel velden, vergetend voor een oogwenk, hoeveel natuurschoon wij genoten hadden.
Wordt de gierigheid zoover gedreven, dat men hard en onbillijk wordt tegenover anderen, ja dat men ook zich zelf niet meer het noodige gunt, dan spreekt men van ~vrekkig~. Wie bij alles toont, zichzelf het eerst en het meest te willen bedenken, is .
Maar jij wilde dat zoo. Jij en Papa hebben groote zonde aan mij begaan. Jij bent er schuld aan dat er niets van mij is terechtgekomen. HELMER. Nora, wat ben je onbillijk en ondankbaar! Ben je hier dan niet gelukkig geweest? NORA. Neen, dat ben ik nooit geweest. Ik dacht het te zijn; maar ik ben het nooit geweest. HELMER. Niet ... niet gelukkig? NORA. Neen; ik had alleen maar pret.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek