Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 15 juli 2025


Wij allen, dorre stadsmenschen, genieten van het buitenleven. Wanneer de dienst ons des morgens langs grazend vee en wuivend oeverriet voert, letten wij op duizend dingen, die de stad ons niet vermag te toonen.

Een ficus toont hier en ginder zijn donkerglimmig gebladerte. Bijwijlen komt onder het zware groen het bruin te zien van daken, en langs het oeverriet het donkere vlechtwerk van uitgezette fuiken. Door een bres in den boomenwal zie ik ruige rijstvelden, op primitieve wijze bebouwd. De zon hangt dofrood op den rand van het westelijk oeverwoud.

O, wat was dezen avond de verzoeking sterk! Reeds vormden zich de wolken tot een ontzaglijke poort, waarachter de zon ter ruste zou gaan. Schitterende rijen wolkjes schaarden zich ter zijde als een goudgeharnaste lijfwacht. Het watervlak gloeide mede, en roode vonken vlogen als pijlen door het oeverriet. Langzaam maakte Johannes het touw der boot van de beukenwortels los.

Een paar kilometer konden wij haar met de prauwen nog volgen; daarna werd ze te ondiep, we stapten uit en trokken de prauwen in het oeverriet, de glagah. Nu werd de bedding verder gevolgd.

Een kort windeke ritselde over de Nethe, nevens 't riet af, en 't regende ineens maan op 't water, maanblaaskensregen. De wind liep er schuins mee verder, en dan stond wederom, kinderlijk-zuiver als de ziel van een heilige, de manerondte roerloos op het watervlak. Een uil wiekte laag erover en verschool zich in het oeverriet.

Doch zij zien alleen het vage, vale blikkeren van 't donker water in 't kanaal en zij hooren slechts het zuchten van den wind, die zachtjes door het oeverriet suist. Dat duurt zoo, langen, langen tijd. De moeheid van het vruchteloos wachten verslapt weldra de stramheid der overspannen zenuwen en de oogleden vallen van verveling en afmatting dicht. Het zal alweer een loos alarm zijn.

Nog zijt gij blank als kristallijn; Nog vonkelt ge in den zonneschijn; Nog tooit uw oeverriet zijn pluim Met vlokken van uw zilverschuim; Nog siert u, even teêr en blauw, 't Viooltjen in den morgendauw; Nog dobbert ginder, groen en versch, Schier wortelloos, de waterkers; En vroolijk kweelt de vooglenschaar, Nog even als voor twintig jaar!

Wij varen zoo dicht langs den oever nu, dat ik het gebladerte van boomen en heestergewas, en zelfs de wilde vruchten aan de takken en de bloemen tusschen varens en oeverriet onderkennen kan.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek