Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 9 juni 2025
De zool, die zinkt en zuigt, baart, waar ik glijde, Een doffen smak, en .... angstig, klam van zweet, Is daar een koude wand, dien ’k tastend mijde. Bij ’t rossig, zwaaiend schijnsel der flambouw, Welks walmen tranen teelt bij ’t krinklend stijgen, Zie ’k spichtig kegels stijgen, pegels nijgen, Wier blijde blankheid werd tot weenend grauw.
Zij maakte een compliment, zeer gracieus voor een liefhebster, zonder evenwel tot het diepe nijgen en het verleidelijk gezicht van een tooneelspeelster te komen, en nam daarop, onder een luid handgeklap en onstuimig voorwaarts dringen van de heeren, plaats aan het instrument; trok hare handschoenen uit, en de lieve handen zweefden over de toetsen.
82 Van het gelaat verwijderde hij zich die dikke lucht, de linkerhand dikwijls daarvóór brengende; en enkel van die benauwdheid scheen hij vermoeid. 85 Wèl werd ik gewaar dat hij van den Hemel gezonden was en ik wendde mij tot den Meester: en hij maakte een teeken, dat ik stil moest staan en voor hem nijgen. 88 O hoe vol scheen hij mij te zijn van verontwaardiging!
"En ontegenzeggelijk waar," voegde ik er bij: "want Mejuffrouw Blaek kan zeker nooit een zaak voorstaan dan die billijk en rechtvaardig is." "'t Is jammer Jetje! dat wij in een rijtuig zitten," zeide Suzanna: "anders zoudt gij zeker opstaan en nijgen, om voor zulk een fraai compliment te bedanken."
Neder nijgen de duisternissen: 't veld, het vee, de vogels zwijgen; het nauwt, in 't westen; nog een tijdtje, en, doodgedaan, zal al die heerlijkheid gedekt en donker staan. 2 Ten toon. 't Smoort, het smuikt, het smokkelwedert allentheen! Waar zijn ze thans, waar de boomen, waar de huizen, waar de wereld, heel en gansch? Handen uit! Wat is 't?
Overmoedig zitten HAYMIJN'S baronnen; elk heeft zijn scherp zwaard over zijne knieën gelegd. HAYMIJN zit in een groenzijden bliaut, het eene been over het ander geslagen, zijn elleboog rust op zijn knie, zijn hoofd op zijn hand. Niemand durft een woord spreken. De afgezanten komen voor HAYMIJN en nijgen voor hem. Hij wil hen niet aanzien. Zij richten het woord tot hem. Hij zwijgt.
Hij verdeelde nu zijne aandacht en loerde meer bepaald naar den gang der blikken armen, nadien naar 't nijgen der steenroode koppekens, dan naar een haperinge, die, op gelijke afstanden, gebeurde en zich hernieuwde gedurig. 't Was 't wijveken, dat meteen roerloos viel, en, na een stonde, terug opsprong. Hij zocht beteuterd naar de oorzake van die onregelmatigheid.
~Buigen~ onderstelt, dat de beweging sterker is; als teeken van nederigheid of onderdanigheid is het dus van meer kracht dan ~nijgen~. Zij ~neeg~ het hoofd tot een beleefden groet. Hij ~boog~ het hoofd in het bewustzijn van zijn schuld. De vorstin werd luide toegejuicht; vriendelijk nam zij die hulde in ontvangst. De deputatie zeer diep voor den koning.
Des denkers kluis baadt in de bleeke stralen Der maan, die door ’t gewelfde venster tijgen, En, op de hand het hoofd, in roerloos zwijgen, Zit daar de denker sinds het zonne-dalen. En ’t nachtlijk koeltje suist door de espe-twijgen De kluis in, om door lokken heen te dwalen Van zilver, die met maanlicht-zilver pralen; Doch hij doet méer den sneeuwen baard nog nijgen. Daar oop’nen zich de lippen.
Nu de aardappelen zoo zijn, eten wij maar veel meelspijzen. Haastige spoed is goed. De gastvrijheid onzer voorvaderen is geworden. Het is een genot dezen vioolspeler te hooren. Nijgen buigen. Een vooroverwaartsche beweging maken. ~Nijgen~ is: slechts even buigen, liefst met een bevallige beweging, zoodat het vooral van vrouwen gebruikt wordt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek