Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 oktober 2025
De jongen zag ook de smalle straten, die leeg waren op dezen feestdag. Hij wist nu welk een stroom statige menschen er zich eens hadden bewogen. Hij wist, dat ze als groote werkplaatsen waren geweest, vol van allerlei werk. Maar wat Niels Holgersson niet zag, was, dat de stad nog op dat oogenblik mooi èn merkwaardig was.
Toen de jongen Vrijdags in het park kwam, zongen de bergvinken in iedere struik, hoe de vrouw van Sirle, den eekhoorn, door wreede roovers van haar teere jongen was weggevoerd, en hoe Niels, de ganzenjongen, zich onder de menschen had gewaagd, en haar de kleine eekhoorntjes gebracht had.
Ze hebben al lang het groote huis Glimmingen verlaten en zijn naar woningen verhuisd, die zoo zijn ingericht, dat licht en lucht er binnen kunnen komen. In den tijd, dat Niels Holgersson met de wilde ganzen rondzwierf, waren er dus geen menschen in 't huis Glimmingen, maar daarom waren er toch inwoners genoeg.
"'t Is goed, dat je geen ziekte hebt," zei Niels Holgersson. "Ik zal probeeren te zorgen, dat je geholpen wordt. Ik mag zeker wel met mijn mes wat op je hoef krassen?" Niels Holgersson was juist klaar met het paard, toen hij stemmen op de hoeve hoorde. Hij zette de staldeur wat op een kier, en keek naar buiten. 't Waren Vader en Moeder, die van den weg kwamen, en naar het huis gingen.
"Ben jij de zoon des huizes?" vroeg hij. "Ik heb veel kwaad van hem gehoord. Maar jij hebt zoo'n goed gezicht, dat ik niet zou gelooven, dat jij 't zijn kon, als ik niet had gehoord, dat hij in een dwerg was veranderd." "Ik weet wel, dat ik geen goeden naam heb hier op de hoeve," zei Niels Holgersson. "Mijn eigen moeder gelooft, dat ik wegliep als een dief.
Dat was nu juist een antwoord, dat de jongen vroeger niet ongestraft zou gelaten hebben, als hij nog Niels, de ganzenjongen, was geweest, maar nu was hij alleen bang, dat ook de wilde ganzen zouden hooren, hoe ondeugend hij kon wezen.
En toen schiep onze lieve Heer den Smalander, en maakte hem vlug en met weinig tevreden, opgewekt en vlijtig, ondernemend en flink, opdat hij zou kunnen leven in zijn armoedig land." Toen zweeg de kleine Mads, en als nu Niels ook maar had gezwegen, was alles goed gegaan, maar hij kon niet laten te vragen, hoe het den Heiligen Petrus was gegaan, toen hij den Skaaning scheppen ging.
De ganzen vlogen dadelijk in het water, om te baden en naar voedsel te zoeken, maar Niels Holgersson had dien morgen zijn eene klomp verloren, en hij liep tusschen de elzen en berken door, die aan den oever groeiden, naar iets te zoeken, dat hij om den voet kon binden. De jongen moest tamelijk ver loopen, eer hij iets bruikbaars vond, en hij keek onrustig rond, want hij hield niet van 't bosch.
"Dat kun je toch niet meenen," zei de ganzerik, en keek heel verschrikt, want nu hij had getoond, dat hij in staat was, de wilde ganzen heel naar Lapland te volgen, had hij erg veel lust om terug te komen in het ganzenhok, in den koestal van Niels Holgersson.
Ze gingen heen, en een oogenblik later zag de jongen Vader aankomen met Maarten onder den eenen, en Donsje onder den anderen arm, en met Moeder in huis gaan. De ganzerik riep, zooals altijd, als hij in gevaar was: "Duimelot, Duimelot, help me!" hoewel hij niet weten kon, dat de jongen in zijn buurt was. Niels Holgersson hoorde hem wel, maar hij bleef achter de staldeur staan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek