United States or Brunei ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wy verzogten de waarde vrouw, om voor ons wat te lezen, en kregen ons naaijen. ô Naatje, nooit heb ik zulk lezen gehoort, en zulk een lieve stem is er niet! zy voldeedt aan ons verzoek, en las een Boekje: "de vrolykheid van een Godsdienstig leven;" dat gy zeker kent? De avond vloog om. Hoe gelukkig waren wy!

O vrede! ô kalmte der ziel, waar zyt gy zedert deeze drie laatste jaren geweest? ô myne Naatje, kan ik met nimmer wankelende treden den weg der pligten altoos bewandelen; daar men mynen weg zoo hart, zo doornig, zo ruw maakt? Nu 't is ook uit: myn gerekt geduld is ten einde; ik zal my dus niet langer laten plagen. Neen! vast niet.

Het zou een zot stukje zyn, met zo een Borstje Briefwisseling te houden; maar, wie zegt u, dat ik dit van zins ben? 't Komt niet in my op. Ja, ik gelyk omtrent zo veel naar de Godlyke Clarissa Harlowe , als myn schaapshoofd naar den vervloekten Lovelace: Heden, Naatje, hoe viel u dit in gedagten?

Wat zoudt gy een goed werk verrichten, Naatje, als gy hem wist te beduiden, dat hy waarlyk zeer wel zou doen, indien hy zo attent was in het verbeteren en in orde brengen zyner denkbeelden, die nu in zyn harsenvat als een hoop stoute Jongens in den donker herom tuimelen: Zeg wat gy wilt; maar de Borst is heel gezeggelyk, en de geest des tegensprekens heb ik met wortel en tak uitgeroeit.

In Waterland is het my meermalen voorgekomen, dat men die kinderen naar de moeder, niet naar den vader noemde: men sprak b. v. van Klaas van Niesje, Aart van Naatje." Behalven in Waterland is deze wyze om mannen te noemen met den naam hunner moeder, ook nog elders ten platten lande, vooral ook op de eilanden, meest waar de bevolking friesch is, nog in gebruik. IV, bl. 206.

De drie Desmoiselles dronken thee, en wy gevolglyk ook. Onder het thee-drinken kwamen er twee Heren in, om zyden kousen en een hairzak. Alle welgekleedde mannen spreken één taal, als zy de eer hebben tegen jonge Dames te spreken: zo als gy weet, Naatje. Zy zogten koussen uit, en wy taffen stalen. Gy begrypt wél, dat zy onzen smaak admireerden? Nu dan, zy gingen beide zitten.

Toen ik hem zeide, dat zyne Tante wat beter was, kon hy zyne blydschap niet verbergen; maar toen ik er byvoegde, dat zyne Moeder nog wel zes weken uitbleef, keek hy heel droevig. Die moedergek! ik zou den Jongen een kus hebben kunnen geven, zo wèl stondt hem dat droevige; maar Willem is geen Coo Brunier. Ik vrees, Naatje, dat uwe vermoedens wáár zyn.

Ik zag wel, dat Naatje Willis een geheel ander voorkomen hadt dan Saartje Burgerhart, of alle die Juffertjes, daar ik mede om plagt te gaan, vóór deze toenemende krankheid myner lieve Moeder: maar toen stak uwe statigheid niet héél sterk af by myne dofheid; wel verre van de oorzaak optesporen, dacht ik er niet eens aan: ik kende u; dat was genoeg.

Ik hoop hem spoedig wel geplaatst, wel gehuist, en wel getrouwt te zien. Ik beken dat gy, buiten uw nadeel, een ruim hart hebt, als gy ons, eenzamen in den lande, zulk een zegen toewenscht. Maak u vrienden, Naatje, door zo veel gy kunt dien wensch ten uitvoer te brengen. Wat my aangaat: Pour moi keen warme Bier, zei de Franschman; Pour moi geen man.

Niet dat die hier ook al geweest is; was dit zo, Rien du Tout zou my dat wel gezegt hebben; zy is, zegt zy, "met een Helm geboren, en kan kwaad "zien". Nu, dat kunnen er wel meer, en ook al daar het niet is; ook Naatje? Foei, dat gy my zo in den pekel laat zitten!