Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


Bovendien zou het niet voorzichtig zijn onze electrische lantaarns mee te nemen; het licht kon onverwacht eens eenig gevaarlijk bewoner dier streken aantrekken." Terwijl de kapitein dit zeide, wendde ik mij naar Ned Land en Koenraad; maar zij hadden hun hoofd reeds in den helm gestoken, en konden dus niet hooren of antwoorden. Ik richtte nog een laatste vraag tot den kapitein.

De reiziger stapt nu in een der booten, die in het kanaal gereed liggen, en die hem naar de Middellandsche zee overbrengen. De afstand van El-Guisr naar de oevers van dezen binnenlandschen oceaan bedraagt langs het zeekanaal 75 Ned. mijlen.

De opening in het pantser van den Nautilus werd eerst gesloten; daarna de opening in de sloep, en toen begon Ned Land de schroeven los te draaien, welke ons nog aan het onderzeesche vaartuig vasthechtten. Plotseling hoorde wij daarbinnen een rumoer. Luide stemmen gaven elkander antwoord. Wat was er gebeurd? Had men onze vlucht bemerkt? Ik voelde dat Ned Land mij een dolk in de hand stopte.

Om half zeven kwam Ned Land in mijn kamer, en zei: "Wij zullen elkander vóór ons vertrek niet terug zien. Om tien uur is de maan nog niet op, daarom zullen wij dan van de duisternis gebruik maken; kom dan in de sloep; Koen en ik wachten u daar." Daarom ging de Amerikaan de deur uit, zonder mij tijd te gunnen om te antwoorden.

"Men zal mij nimmer doen gelooven," zei Ned Land, "dat zulke dieren bestaan." "Waarom niet?" antwoordde Koen, "wij hebben wel aan den eenhoorn van mijnheer geloof geslagen." "Wij hadden ongelijk, Koen." "Zonder twijfel, maar sommigen gelooven er zonder twijfel nog aan." "Wel waarschijnlijk, Koen, maar ik geloof aan het bestaan van zulke monsters niet, voordat ik ze zelf heb gedood."

Wat duurde die laatste dag, dat ik aan boord van den Nautilus zou blijven, lang. Ik bleef alleen. Ned Land en Koenraad ontweken mij, uit vrees van zich te verraden. Ik at om zes uur, doch had geen honger; ik deed moeite om wat te eten, hoewel het met tegenzin geschiedde, daar ik mij wilde versterken.

"Vriend Koen," antwoordde deze bedaard, "heeft niets te zeggen. Evenals zijn meester en zijn vriend Ned, is hij ongehuwd. Vrouw, kinderen en bloedverwanten wachten in zijn vaderland niet op hem. Hij is in dienst van mijnheer, hij denkt als mijnheer, hij spreekt als mijnheer, en tot zijn spijt behoeft men op hem niet te rekenen om een meerderheid te verkrijgen.

Toen wij de straat van Gibraltar door waren, had de Nautilus het ruime sop gekozen; hij rees naar de oppervlakte, waardoor wij dus in de gelegenheid werden gesteld onze dagelijksche wandelingen op het plat te vervolgen. Ik ging met Ned Land en Koenraad aanstonds naar boven. Op een afstand van twaalf kilometer zagen wij flauw kaap St.

"Ja," hervatte Ned Land, "het recht om u met mij te nemen als ik dezen duivelschen Nautilus zal verlaten." "Gaan wij dus den goeden kant op?" vroeg Koenraad. "Ja," zei ik, "omdat wij naar den zonnekant gaan, en waar zich de zon bevindt is het Noorden."

Het slechte jaargetijde was anders in die streken ingevallen, want de maand Juli komt daar met onze maand Januari overeen; maar de zee bleef kalm en men kon haar tot op grooten afstand overzien. Ned Land toonde altijd nog het hardnekkigste ongeloof; hij hield zich zelfs alsof hij nooit naar de zee keek, behalve als hij de wacht had ten minste als er geen walvisch in het gezicht was.