United States or Uganda ? Vote for the TOP Country of the Week !


Van uit Motiers had Rousseau aan Frederik II geschreven, om hem verlof te vragen in het vorstendom Neuchâtel te wonen; ook wendde hij zich tot den gouverneur van Neuchâtel, een Schot, Lord Keith, in Zwitserland doorgaans bij zijn titel Milord Maréchal genoemd, en riep diens bescherming in.

Na de verschijning der "Brieven uit de Bergen" kreeg Rousseau de organisatie van het protestantisme op zijn lijf. De "eerwaardige klasse," dat is de vereeniging der predikanten van Neuchâtel, verzocht den Raad van het vorstendom om de "Brieven" en hun schrijver te vervolgen en gelastte den dominé van Motiers, om Rousseau voor den kerkeraad te dagen ten einde hem uit de kerk te stooten.

Daags daarop verliet Rousseau Motiers: de strijd was beslist, de dominé's hadden met hulp van de domme massa overwonnen. Het was ook tegen de rede, dat de geest van 't vrije denken, te midden van een achterlijke plattelands-bevolking, de kerkelijke demagogie zou kunnen weerstaan.

Een familielid van den vriend waar hij verblijf hield, Mme Boy de la Tour, bood hem een woning aan in het dorp Motiers, niet ver van Yverdun aan de andere zijde van den berg gelegen in het vorstendom Neuchâtel, dat pruisisch grondgebied was. Het huis was gemeubeld en geheel gereed: hij kon het onmiddellijk betrekken.

Wat moet deze vrouw, die, toen zij zich te Motiers verveelde, niets verzuimde te doen wat er Rousseau het verblijf onverdragelijk kon maken, wel niet gedaan hebben in de eenzaamheid van Wootton, waar haar niets zoozeer na aan het hart moet hebben gelegen dan hem in de noodzakelijkheid te brengen, het te verlaten.

Ook thans nog nu het elektrisch licht, dat Motiers als bijna elk zwitsersch dorp bezit, het sinister uitzicht dat de massaal-onbehouwen huisgevaarten en de verlaten soppige wegen bij avond opleveren, wat opvrolijkt, en het hijgend knarsend bergspoortje dat het dal inkruipt, de voorstelling wekt van verbinding met de menschenwereld en verkeer, voelt de vreemdeling die het dorp betreedt in den regenachtigen avondschemer een huivering van beklemming, als hij denkt van voorgoed te moeten leven in de trieste, niet grootsche maar kale eenzaamheid van dit onvriendelijke dal, tusschen donkere hellingen ingesloten ver van den lach der natuur en haar lieflijkheid, en heel den langen winter hunkerend vergeefs naar een groet der zon.

Rousseau beschuldigde Diderot en waarschijnlijk terecht, want deze eeuwige prater kon over niets zijn mond houden van met anderen gekletst te hebben over zijn verhouding met Mme d'Houdetot en beschouwde dat als een verraad aan de vriendschap. Diderot deed later in den tijd dat Rousseau in Motiers woonde, door middel van derden nog een poging tot verzoening. Maar Rousseau weigerde beslist.

Vergeefs: Rousseau wilde niet anders verklaren, als dit: "hij zou voortgaan met in zijn gevoelens en door zijn handelingen het geluk te bewijzen, dat het lidmaatschap van de kerkelijke gemeenschap hem verschafte." Na deze verklaring moest de zaak natuurlijk haar loop hebben. Rousseau werd voor den kerkeraad van Motiers gedaagd, een zestal boeren.

Toegeven scheen hem in dit geval lafhartig: hij wilde binnen of buiten zijn, in vrede of oorlog, wolf of schaap. Ook de ambachtsheer van Motiers trachtte hem tot een verklaring te bewegen die de "eerwaardige klasse" gerust zou stellen.

Toch waren in hem nog krachten om te minnen, er was nog vuur van hartstocht over: hij gaf het aan enkele menschen, maar hij had méér noodig, iets algemeeners om zijn drang in te storten, zijn eenzaamheid mee te vullen. Die vervulling vond hij in de botanie, het bestudeeren en verzamelen van planten, dat hij vanaf zijn verblijf te Motiers met eenige onderbrekingen tot aan zijn dood toe voortzette.