United States or Guinea-Bissau ? Vote for the TOP Country of the Week !


De ridders vertrokken op hunne steigerende rossen; hunne helmen en harnassen blonken in het zonnelicht, hunne vaandels wapperden in den morgenwind, hunne krijgstrompetten schalden door bosschen en dalen, over heuvels, over velden, over duinen en weiden. Bij voorbaat verheugden zij zich over hunne overwinning. Waren zij niet de bloem der krijgslieden?

Aldus is Isis de geefster van leven en voedsel aan de dooden in de Duat, d.w.z. zij brengt met zich de frissche adem van den hemel in de onderwereld en zooals de luchtgod Tezcatlipoca met de rechtvaardigheid geïdentificeerd werd, zoo werd ook Isis met Maat, de godin der rechtvaardigheid, vereenzelvigd. Isis is wellicht tevens de personificatie van den morgenwind, waaruit de zon geboren wordt.

't Overvloedige zwarte haar en de ruime plooien der luchtige gewaden golfden in den morgenwind. 't Waren Maria Clara en haar vier vriendinnetjes: de vroolijke Sinang, haar nichtje; de streng-bezadigde Victoria; de mooie Idai en de ernstige Neneng met haar bescheiden schuchtere schoonheid.

Deze hadden hunne gulzigwassende ranken er over geworpen en bekroonden hem nu met een groen welfsel, terwijl hunne slingerende twijgen onder den zoelen morgenwind nevens het kleine deurtje wiegelden.

Om zich tegen den snijdenden kouden morgenwind te beschermen, schoot Schaunard inderhaast een rose zijden en met sterretjes en loovertjes bezaaiden rok aan, dien hij als kamerjapon gebruikte.

Op de hoogste toren wapperde een standaard, bewogen door den morgenwind; hieruit viel af te leiden, dat het slot bewoond was. Van Waleweins ontvangst in het vreemde ridderslot. Met verbazing staarde Walewein naar dit plots verschenen beeld.

Zij lagen naast elkander als om te slapen, als de frissche morgenwind hen wakker maakte. En Uilenspiegel zag Nele's lief gezicht, in gouden glans door de rijzende zonne bestraald. Dien morgen, 't was in Herfstmaand, nam Uilenspiegel zijnen stok, drie gulden die Katelijne hem gaf, eene snede brood met een stuk verkenslever, en hij vertrok naar Antwerpen, op zoek naar de Zeven. Nele sliep.

Nu rijst de morgenwind en ritselt door de bladeren, En 's hemels graauw verbleekt, verheldert, en ontgloeit Tot goud en purper, dat heel de uchtendkim omvloeit. Men schaart zich.

De paarden zullen wel verschrikt geworden zijn door den glans van haar lang haar, dat door den morgenwind opwoei. De straatjongens liepen haar zeker achterna. De knechts lieten hun werktuigen vallen om haar aan te gapen. De vrouwen gilden en stormden naar den bisschop en het domkapittel om het monster de stad uit te doen zetten.

En nu, mijn lieve! laat mij gaan.... Waarheen? Gij vraagt het nog? Tot wien dan Hem-alleen? 't Is alles hier zoo heerlijk: dat geboomt', Die bloemenhof, dat blauwe luchtgewelf, Dat water, dat verkwikkend nederstroomt, Die morgenwind, zoo balsemvol, gij-zelf, Gij, die ik steeds in 't weenend harte droeg, En nu, na zooveel smarts, de mijne weêr! En echter is dit alles niet genoeg.