Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 juli 2025


Zij stonden dadelijk op, en nu fluisterde hij hun toe: "Wat ik zei is larie; want daarachter in de biezen ligt een kerel, stellig een rafter. Merkt hij, dat ik het op hem gemunt heb, dan maakt hij zich uit de voeten. Zoodra ik mij op hem werp, pakt ook gij beiden hem beet.

En tot Calandrino teruggekeerd sprak hij: Zij is het en wij moeten dit zeer slim aanleggen, omdat, als Filippo het merkt, al het water van den Arno het niet kan afwasschen. Maar wat wilt gij, dat ik haar van uw kant zeg, als ik haar toevallig spreek? Calandrino antwoordde: Wel gij moet haar voor alles zeggen, dat ik haar van mij duizendmaal zwanger wensch en ik haar dienaar ben!

Uw wereld is voor Hem. Ze is zijn akker, waarop al wat er bloeit en rijpt, rijpt en bloeit voor Hem, opdat Hij, de Heere des oogstes, ook van dezen akker zijn oogst erlange. En al de dagen uws levens merkt Hij op u, uitziende naar dat oogenblik der voleinding, tot Hem de vrucht zijns werks toekomt.

»'n Ofcier en 'n ofcier zijn twéé«, ging Gerrit voort. »Je heb er 'an wie je merkt wat ze van je wille, maar d'r zijn d'r óók die maar eische dit en eische d

Dat wil wat zeggen voor 'n klein zevenjarig meisje. "Daar ben je nog te jong voor," zei de handwerkjuffrouw na mijn gewichtige mededeeling. "Hoe zul je aan al die katoen komen?" "Van ons kindermeisje." "En waar zul je werken om de sprei klaar te krijgen, zonder dat Ma het merkt?" "Op Aal's kamertje, Aaltje wil ons altijd helpen." "Je kunt in elk geval beginnen."

Eenige in de Turksche spreekwoorden bevatte zedelessen, zou men gerust in één adem met de uitspraken onzer beste kerkvaders kunnen noemen, zooals b.v. "Doet gij wat goeds, werp het in de zee; merkt de visch het al niet op, zoo weet de Heer het toch." of deze: "Het goede der menschen verbergt zich in een eng vertrek, maar het kwade wandelt op breede wegen."

"Gij maakt u niet druk met nieuwe kostuums, Dona de Alva," merkt Guy droomerig op, geheel onder den indruk van de bevallige pose van het meisje, die nog wordt verhoogd door het engsluitende half Zuid-Spaansch, half Moorsch kostuum van dunne stof, dat elke lijn van haar bevallige schoonheid duidelijk doet uitkomen en, opgenomen door een fijn handje, even een enkel laat zien, zoo volmaakt in proportie en vorm, dat dichters er over zouden droomen, maar de vermetele jonge zeeman is er eenvoudig verliefd op.

Nu, dat ’s nog zoo kwaad niet,” merkt Schröder, die eigenlijk juffrouw Andrée ook niet goed lijden kan, aan. „’n Debuut met ’n benefiet samen is een goed idee.” „Mevrouw, ’k ben dankbaar, dat ik u hier ontmoet heb.”

Er is nauwelijks een uur verloopen, nog maar zeven uur, en in den zonneschijn merkt men al, hoe het dagelijksch onweêr dreigt. Een nog onmerkbare nevel doet de omtrekken vervloeien en verzacht de tinten; een ongrijpbare damp breidt zich over het landschap uit.

Deze laatste strofe is zoo melodieus, zoo goed en met gevoel gezegd geworden, dat de dikke juffrouw, die, zooals meer corpulente menschen, gevoelig van natuur is, merkt dat haar oogen vochtig worden en tot de andere zegt: „’k Heb met ’r te doen, juffrouw; ik word er vol van; je gaat er niet voor naar de komedie, hoor; ’t is waar wat je zei

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek