Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juni 2025


Langzamerhand en onbemerkt begon die vreemde, geduldige, stille man, die zoo gereed was om ieders last te dragen en zelf bij niemand hulp zocht die voor allen week, het laatste kwam en het geringste nam, en toch de eerste was, om het weinige dat hij had te deelen met hen die gebrek leden de man, die in koude nachten zijne gescheurde dekens afstond, om een vrouw te verwarmen die van koorts rilde, en die in het veld de manden der zwakken vulde, op het schrikkelijke gevaar af om zelf in gewicht te kort te komen en die, hoewel hij door den algemeenen dwingeland met onverbiddelijke wreedheid werd vervolgd, nooit mededeed om een woord van smaad of vloek tegen hen uit te spreken eindelijk begon die man eene vreemde macht over hen te bekomen; en toen het drukste van het seizoen voorbij was, en zij de Zondagen weder tot eigen gebruik kregen, verzamelden zich velen, om door hem van Jezus te hooren.

Hij haatte die gevulde salons, waarheen zij hem medesleepte; die concertzalen, waar zij coquetteerde, die balzalen, waar zij nog als jong meisje mededeed; hij haatte ze, niet omdat hij haar nog liefhad, gelijk hij tot zichzelf met veel overtuiging zeide, maar omdat hij van eenvoud hield, van degelijkheid en waarheid.

"Welnu, ik zal niet meer naar die verwenschte gezelschappen gaan, Tom," zeide St. Clare, "op mijn eer, ik zal niet. Ik weet niet waarom ik er al niet lang van weggebleven ben. Ik heb die ruwheid altijd veracht, en mij zelven ook omdat ik er aan mededeed. Veeg dus nu uwe oogen maar af, Tom, en ga uwe boodschappen doen. Neen," vervolgde hij, "geene zegenbeden! Ik ben zoo verbazend goed nog niet."

Simon en Francine zaten vóor het speelbord en Pastoor Doening sprak, zooals naar gewoonte, bij den hoogen haard die kreesch, gemoedelijk met Vere. Nog altijd wachtte men op Ernest. Wat hadde zij al niet gedaan om hem nu bij zich te hebben, om hem nu te zien, te voelen nevens haar, te voelen dat hij mededeed aan de vreugd van het huis!

Wie zou gelooven dat geen brandijzer die gouden lokjes krulde, die zoo bevallig op het voorhoofd liggen; dat aan het rood en wit op die wangen, en de albasten tint dier armen geen enkele penseelstreek mededeed? Het is waar, zooveel schoonheid wordt licht een geschenk der Danaërs, maar het is toch ook een heerlijke gave der goden!

Woord Van De Dag

innewaerts

Anderen Op Zoek