United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Heb ik het genoegen den heer Scrooge of den heer Marley te zien?" "Mijnheer Marley is al zeven jaren dood," antwoordde Scrooge. "Vanavond voor zeven jaren is hij gestorven." "Wij twijfelen er niet aan, of zijne mildheid is in goede handen bij zijn overlevenden compagnon," zeide de heer, zijne geloofsbrieven overhandigend. Dat was zij ongetwijfeld, want zij waren twee verwante zielen geweest.

Ge zult mij daarom veroorloven nog eens met nadruk te herhalen, dat Marley zoo dood was als een deurpen. Wist Scrooge dat hij dood was? Natúúrlijk wist hij dat. Hoe kon het anders? Scrooge en hij waren ik weet niet hoeveel jaren lang compagnons geweest. Scrooge was zijn eenige executeur, zijn eenige administrateur, zijn eenige overgebleven erfgenaam, zijn eenige vriend en eenige rouwdrager.

"Daar staat de sauskom, waar de pap in was!" riep Scrooge, opnieuw beginnend en om den haard dansend. "Daar is de deur waardoor de Geest van Jacob Marley binnenkwam! Daar is de hoek waar de Geest van het Tegenwoordig Kerstfeest zat! Daar is het raam waar ik de dolende Geesten door zag! Het was alles waar, en 't is allemaal zoo gebeurd. Ha, ha, ha!"

Scrooge keek om zich heen op den grond, alsof hij verwachtte zichzelf omringd te zien door een vijftig of zestig vademen staalkabel; doch hij zag niets. "Jacob," zeide hij smeekend. "Oude Jacob Marley, vertel mij nòg meer. Spreek mij woorden van troost toe, Jacob." "Die heb ik niet voor u," antwoordde de Geest.

Nu eens noemden lieden die de zaak niet kenden, Scrooge Scrooge en dan weder Marley, doch hij antwoordde op beide namen. Het was hem alles hetzelfde. Ah, hij hield het mes zoo vast op den slijpsteen, die Scrooge! een uitpersende, vasthoudende, schrapende, naar zich toehalende, vrekkige oude zondaar!

Hij had willen zeggen "kieskeurig tot op een haar," maar stelde het eerste ervoor in de plaats, als meer passend. "Toen ik leefde was ik je compagnon, Jacob Marley." "Kunt ge kunt ge gaan zitten?" vroeg Scrooge, hem twijfelachtig aanziend. "Jawel." "Doe dat dan."

Er waren Kaïns en Abels; Pharaohs dochters, Koninginnen van Scheba, hemelsche boden die uit de lucht afdaalden op wolken als veêren-bedden, Abrahams, Belshazars, Apostelen die in botervlootjes in zee staken, honderden figuren, om zijne gedachten bij te doen stilstaan; en toch kwam dit gezicht van den zeven-jaar-dooden Marley telkens terug en verzwolg al het andere evenals de tooverstaf van den ouden profeet.

En wat het beste en gelukkigste voor hem was, was dat de tijd die voor hem lag zijn eigene nog was, om te vergoeden wat hij al dien tijd tekort geschoten was! "Ik zal leven in het Verleden, het Heden en de Toekomst!" herhaalde Scrooge, terwijl hij uit bed krabbelde. "En de Geesten, al deze drie, zullen in mij werken. Oh, Jacob Marley! De hemel en Kersttijd zijn geprezen!

Ik geloof dat ik maar naar Bedlam zal verhuizen." Deze idioot had, toen hij Scrooge's neef uitliet, twee andere menschen binnengelaten. Het waren deftige welgedane heeren, prettig om aan te zien, die nu met hunne hoeden af in Scrooge's kantoor stonden. Zij hadden boeken en papieren in de hand en bogen voor Scrooge. "De firma Scrooge en Marley, geloof ik," zei een der heeren, zijn lijst inziend.

Pauls Churchyard met geen ander opzet, dan om den zwakken geest van zijn zoon in verbazing te zetten. Scrooge verwijderde den naam van den ouden Marley nooit. Het stond er jaren daarna nog, boven de deur van het magazijn: Scrooge en Marley. De firma stond bekend onder den naam van Scrooge en Marley.