United States or Marshall Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Uit gesprongen, stond ik in de modder. Ik zag op. Boven mijn hoofd, in de zwarte draaikolk der wirrelende wolken, warrelden allerlei wilde gedrochten. Het waren vleêrmuizen met vrouwegezichten om een reusachtigen vampyr, die met vale fosforoogen loenschte.

Zij was niet mooi, van de pokken geschonden, zij loenschte en men zag aan haar kijken dat zij erg bijziende was. Maar niet-mooie vrouwen zijn soms bijzonder bekoorlijk; zij bekoorde door haar mooie hals en armen, haar openhartige en beminnelijke aard, haar gratie en kinderlijk-vrolijke onbeholpenheid. Zij was nog jong, onder de dertig, en tamelijk begaafd; zij schreef goed en maakte lieve verzen.

Om den Koning bleven zwijgen de ridders, terwijl Keye bal speelde, alleen, behendiglijk als een jonge man, hoe hij ook hinkte, hoe hij ook loenschte. En zorgelijk en weemoediglijk zat de Koning in zijn wat motputterig hermelijn en fluweel mottig ook even zijn zilveren baard, en Gawein, naast hem, zat weemoediglijk en zorgelijk als hij.

De menigte, allen druk plotseling vergetende bij hun schitterende wederverschijning, barstte los in gerhythmeerd maar razend gejuich, in maat kletterend handengeklap en -geklater. De jongens dansten.... En het blijspel ontrolde geleidelijk. Het boeide. De Keizer bewoog niet meer. Als aandoeningloos zat hij te kijken, vroeg nu en dan, ernstig, iets aan zijn nar. Met de anderen sprak hij niet, zelfs niet met Crispinus. Nu en dan blikte hij onverwachts in het Theater, dook weêr terug in zijn purper, loenschte zijlings naar het schouwspel. Het scheen wel, dat hij belang ging stellen. De klassieke, hoogere komedie, de palliata werd met de moderne opvatting, die de dominus, trots zijn liefde voor de antieke schrijvers onvermijdelijk achtte, in volmaaktheid gespeeld. Na het groote tooneel van de twee meretrices en den adulescens was weêr uitbùndig rhythmiesch gejuich. Syrus, die de rol van Chrysalus speelde, de listige slaaf, die het noodige geld altijd weêr voor zijn jongen meester weet te tooveren door handige intrigue en verwikkeling, w

Gij zoudt met mij niet in Amsterdam langs de straten willen loopen, .... wat zeg ik." Onverwacht sprak hij op den man af, en evenals wanneer hij zijn wissen-Sie's uitsiste, loenschte hij om naar Johan, die zijn mond vol tanden voelend voor dien onstuimigen woordenstroom, de kwelling onderging van niets terug te kunnen zeggen.

Toen, zwijgend, maar met een grijns van minachting tegen Crispinus, ging de Keizer voorbij.... In de spiegels vóor zich loerde, loenschte hij naar zijn gunsteling, die eenmaal den Tarbot.... Toen verdween Domitianus, tusschen twee der spiegels, waar een geheime deur was. Hij verdween als ware hij in het spiegelsteen zelve verdwenen.

Gymnaziums tonstrix had me ook weêr aardig gekapt: hèel anders dan als Bacchis.... Maar ik kon je niet schilderen.... Neen, ik heb het zelf gedaan.... En heusch, we hebben wel móoi gespeeld.... Allemaal: de adulescens, de eerste maar de tweede ook.... En de senex je weet, ik kan hem niet uitstaan.... Niet uìtstaan, bauwde Cecilianus na, en loenschte naar den senex, die zat te schransen.

De een krabde aan zijn kaal voorhoofd, de tweede loenschte scheler in moeizaam bedenken, de derde wreef zich over zijn maag, na het menschelijk maal, dat zij juist hadden genoten en ik hoorde Gaudentius zeggen: Nooit iets in Rome zeggen van wat ons is overkomen. Niemand zoû het gelooven, zeide Claudius. Ik geloof het zelf niet, zei Euzebius overmoedig. Ik liet de drie senatoren.