Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 20 mei 2025


Gisteren, toen wij repeteerden, haperde die.... De tooneelknechten draaiden de exostra: het draaibare zijtooneel, dat, gedraaid, vertoonde het inwendige van het huis van Bacchis en, terug gedraaid, op nieuw den gevel slechts zichtbaar liet. De exostra draaide, heen en weêr. Het gaat nu, dominus, verzekerden de knechten. Zet dan de meubels, hang de gordijnen....

Het weelderige huis van de Atheensche Bacchis verzichtbaarde in pracht van scharlaken gordijnen, pauwebed, verguld vaatwerk, rozenkransen, die de ædilen aan de scænische uitmonstering hadden verspild. Tusschen die weelde zaten de Bacchides, de zuster-hetæren; door de opene deur zagen zij den adulescens, wezen zij, fluisterden zij met elkaâr.... O-oh! juichte de cavea. Zoo was het goed!

Gymnaziums tonstrix had me ook weêr aardig gekapt: hèel anders dan als Bacchis.... Maar ik kon je niet schilderen.... Neen, ik heb het zelf gedaan.... En heusch, we hebben wel móoi gespeeld.... Allemaal: de adulescens, de eerste maar de tweede ook.... En de senex je weet, ik kan hem niet uitstaan.... Niet uìtstaan, bauwde Cecilianus na, en loenschte naar den senex, die zat te schransen.

De Atheensche Bacchis zoû gespeeld worden door Cecilius, die haar tweeling-zuster, Bacchis, die van Creta komt, verwacht; Nicobulus was de nijdige senex; Mnesilochus heette de zelfbewuste adulescens. De dominus en de choragi zagen toe: het décor was zéer rijk van schildering.

Hij verhaastte zijn pas, kwam tusschen de anderen in de portiek. Ik breng je je Bacchis, de Reizigster, dominus! juichte bulderend Carpoforus. Ik ben zoo nat! zei onbehagelijk Cecilianus, dien de Jager zette op den grond. Cecilius wikkelde hem in de lacerna, die de edele Plinius hun had gelaten. .... Maar d

Zij deden uit het afdak van den scæna-muur het achterdoek vallen, dat stelde voor, in wijking van klassiek perspectief, een straat in Athene. De scæna zelve, met haar nissen en beelden en marmer en brons, werd dus geheel onzichtbaar. En de knechten ter weêrszijden zetten de huiscoulissen op van Bacchis, de Atheensche deerne en van Nicobulus, den vader van Mnesilochus.

En zelfs op de ridderbanken, in de orchestra, in het Tribunaal was een ontroering van bewondering. De Atheensche Bacchis trad uit haar huis met hare slavinnen en verwelkomde hare zuster Bacchis, die van de reize kwam, en wie ook slavinnen omringden. De slavinnen waren vrouwen maar de twee hetæren waren Cecilius en Cecilianus.

De adulescens, ongemaskerd, trad op, rijk gekleed in veelkleurig gewaad, veelkleurig steeds was de jonge-rol gedost en terwijl hij, ijdel, lonkte naar Fabulla, die hij herkende uit Nilus' taveerne, sprak hij hoog uit, reciteerde hij van zijn liefde voor Bacchis, de Vreemdelinge.... die hij na gereisd was.... Terwijl de fluiten het melodrama aangaven in ondertoon.

Woord Van De Dag

rozen-hove

Anderen Op Zoek