Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 18 oktober 2025
"Gij hebt aan den wind niet gedacht, Hubert," zei zijn tegenpartij, den boog spannende, "anders zou het een beter schot geweest zijn." Dit zeggende, en zonder zich de minste moeite te geven om vooraf op het wit te staren, ging Locksley naar de aangewezen standplaats, en schoot zijn pijl even zorgeloos af, alsof hij niet eens naar het wit gezien had.
"En nu," zei Locksley, "vraag ik uwe Hoogheid verlof om een wit op te richten, dat in de noordelijke gewesten gebruikt wordt, en welkom ieder brave schutter, die er een schot op wagen wil, om een glimlach te verdienen van het meisje dat hij lief heeft!" Hij draaide zich om, ten einde het strijdperk te verlaten. "Laten uw wachters mij vergezellen," zei hij, "zoo gij verkiest.
Locksley ging nu over tot het verdeelen van den buit, dat hij met de lofwaardigste onpartijdigheid deed.
"En van de gewelfde kamer?" fluisterde Locksley hem toe. "Neen, neen, de Hemel beware mij!" riep Izaäk. "Vervloekt zij het uur, waarop iemand dit geheim vernam!" "Het is bij mij wel bewaard," zei de kapitein, "als mij dit briefje de daarin genoemde som verschaft. Maar hoe is het, Izaäk? Zijt gij dood? Zijt gij verstomd?
"En eenigen," zei Wamba, "zijn wijs genoeg geweest om zich zelven te beloonen. Ze gaan niet allen met ledige handen weg. Wij dragen niet allen zotskappen." "Dat staat hun vrij," hernam Locksley; "onze wetten zijn alleen van kracht voor ons zelven."
"Dan moet ik maar voorlezer zijn," zei de Zwarte Ridder, en den brief van Locksley nemende, las hij dien eerst zachtjes over, en verklaarde toen den inhoud in het Saksisch aan zijn bondgenooten. "Den edelen Cedric ter dood brengen!" riep Wamba; "bij het heilige kruis, gij moet u vergissen, heer Ridder!"
"Omdat ik niet weet," hernam de jager, "of deze schutters en ik gewoon zijn naar hetzelfde wit te schieten; en te meer, daar ik niet weet, hoe uw Hoogheid het zou opnemen, wanneer een derde prijs door iemand gewonnen werd, die buiten zijn schuld bij u in ongenade gevallen is." Prins Jan kleurde, terwijl hij vroeg: "Hoe is uw naam, schutter?" "Locksley," antwoordde deze.
"Zijt gij de man, dien wij Diccon de schutter noemden?" zei Izaäk; "uw stem kwam mij terstond bekend voor." "Ik ben die Diccon," zei de kapitein, "en Locksley, en heb nog één naam bovendien." "Maar gij vergist u, goede schutter, ten opzichte van de gewelfde kamer.
"Daar het niet anders kan," hernam Locksley, "wil ik mijn geluk wel beproeven, onder voorwaarde, dat wanneer ik twee pijlen op dezelfde schijf als Hubert geschoten heb, hij gehouden zal zijn er één te schieten op een wit, dat ik zal aanwijzen." "Dat is niet meer dan billijk," antwoordde Prins Jan, "en het zal u niet geweigerd worden.
"Kom, dwaze priester," zei Locksley, "wees stil; gij zijt zoo luidruchtig, als een geheel klooster op Vasten-avond, als de Prior naar bed is. Komt gij ook, vrienden; houdt u niet op met praten. Ik zeg, gaat onverwijld mede, wij moeten onze geheele macht verzamelen, en deze zal klein genoeg zijn, als wij het kasteel van Reginald Front-de-Boeuf moeten bestormen."
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek