Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 oktober 2025
En terwijl zij met haar wakkere oogen voor zich uit zat te staren, kwam opeens alles haar zóó warm en stralend voor, dat een groote blijdschap zich van haar meester maakte en zij zachtjes begon te zingen: "Zoo lieflijk lonkte al 't weigebloemt ons tegen, als hadden gras en kruiden duizend oogen. Als had elk groenend blaadje een stem gekregen, zoo veêlde en kweelde 't in de looverbogen."
Na het derde glaasje kreeg hij een philosophische vlaag en gaf de volgende aphorismen ten beste: "Het leven is een stroom." "Geld maakt niet gelukkig." "De mensch is een ééndagsvlinder." "O, hoe lieflijk is de liefde!"
Op een zuil, in het Louvre, wordt de lof van de vrouw van een koning, plm. uit 't jaar 700 v.C., aldus bezongen: "Zij is bevallig en lieflijk in tegenwoordigheid van den koning, bevallig en lieflijk voor alle menschen; de beminde boven alle vrouwen, de dochter van den koning, die bevallig en lieflijk is. De schoonste onder de vrouwen, een meisje, wiens gelijke men nooit zag.
Een wervelwind woei. Het duurde nauwlijks twee, drie blikken der oogen. De nevel trok op; de wind verwoei om den burcht; de zon straalde, zinkende, door; bij de zonnebloemen blankte op Ysabele; zij school half bezwijmende in de armen weg van Gwinebant en zij waren schoon en lieflijk om te aanzien.
Het rijkste lied moet klinken, en uit den volsten toon. Verzamel al uw krachten, de hoogste vreugde en smart: De Koning moed gegrepen in 't marmerkoude hart!" Reeds treden beî de Zangers de weidsche Hofzaal in: Daar throont de norsche Koning, de schoone Koningin: De Koning, die in luister het Noorderlicht gelijkt, De Koningin, die lieflijk als 't kuische maanlicht prijkt.
't is een lied uit ouden tijd; Maar als 't mijn ooren streelt, Dan rijst voor mij of 't gisteren was, Haar vriendlijk, lieflijk beeld." Naar B.H. Chamberlain.
Wat zijn heerlijker goden dan die mij de hand drukken en mij met stemmen, lieflijk voor mijne ooren, luide en krachtig bij mijn streelnaam toeroepen als ik voorbijga? Wat is teerder dan wat mij verbindt aan de vrouw of den man die mij nu aanziet? En mij nu met U vereenigt en mijn ziel in de uwe doet leven? Want wij begrijpen elkander, doen we niet?
En zòò sterk was deze dwalende verbeelding dat zij mij werkelijk de doode Vrouwe liet zien; en het scheen mij dat vrouwen haar bedekten, dat wil zeggen haar hoofd, met een witten sluier; en het scheen mij dat haar gelaat eene uitdrukking had van zòò diepen deemoed, dat het scheen te zeggen: "Ik zie het begin van allen Vrede". In deze verbeelding overkwam mij eene zoo groote ootmoedigheid door haren aanblik, dat ik den Dood aanriep en zeide: "O zoetste Dood! kom tot mij en wees niet hard jegens mij; want wèl moet ge lieflijk zijn nu ge bij haar geweest zijt.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek