Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 19 juni 2025
Terwijl de Kerels als eene uitdaging hun lied over de Markt deden schallen, zagen de Fransche ridders en wapenknechten verwonderd op naar deze handvol mannen, die zoo onbevreesd en vroolijk schenen, een oogenblik zelfs voor hunne nederlaag en hunnen dood.
"De prinses sloeg daar eerst geen acht op; maar toen de herder dag aan dag terugkeerde en daar buiten de muren van het kasteel in eenzaamheid zijn lied zong, voelde zij zich bewogen door zijne trouwe liefde en luisterde met aandacht naar zijne zoete stem, schoon als die van David.
Men zie hierover Ferne's Blazon of the Gentry, Ed. 1586, p. 238, en Nisbets Heraldry 2e Ed. dl. 1 p. 113. Noot H., Bladz. 330: Over Ulrica's lied. De oudheidkundige zal duidelijk begrijpen, dat deze verzen navolging zijn van de oude poëzie der Skalden, de zangers der Scandinaviërs.
Toch zijn zij de oorzaak, dat het lied, dat met zachte stem bij de piano-forte werd gezongen, plotseling is verstomd, want een paar kleine, mollige kinderhandjes grijpen van uit de verte naar de twee spelende vlinders.
Naraoe kreunde onder de wroeging en de verwijten die hij zichzelf deed. De woorden van het oude lied spraken de waarheid. Hij was de lafaard, en voor hem bleef er niets over dan te gaan vertellen wat er gebeurd was. Hij woog honderd en tien pond. Zijn haar was kroezig als van een neger, en hij was zwart. Hij was eigenaardig zwart. Hij was niet blauw-zwart of paars-zwart, maar pik-zwart.
De jaren vervlogen! Steeds lachte de lente, Als toen zij voor 't eerst onze liefde bescheen. De jaren vervlogen! De troost bracht zijn rente, Maar geen enkle herinnring van 't afscheid verdween! Het lied van den vogel, die 't lover doorhuppelt, Herroept haar den droom die al zingende ontvlood: En de dauw, die des avonds de bloesems bedruppelt, Spreekt mij van den traan, dien de ontwaking vergoot!
Wat er schitter of kwijne, Het is ééne beschikking die heerscht En ons drijft naar den eeuwigen oever, Waar de vraag is: wat brengt gij hier aan? De zilte lucht wekt mij op en spant het geheele organisme, en bij het gefluisterde lied der golven verheft, zich de geest.
Groen, gij sterkt mij dan, en vinden doen mij locht, de groene linden; maar, uw bloeloos bont gerief is mij, 's najaars, nóg zoo lief. 's Voorjaars zingt het al te prachtig, al te menig, al te machtig groen, te oneindig luide een lied: maar het groen dat weggaat niet. Ei, hoe orgelt dan, hoe kwedelt, harpt en zingezangt en vedelt mij dat henenstervend... neen, henenlevend–loofgeween!
In langen winter zongen barre twijgen een ander lied. Zij klaagden, of hun zwijgen was angstig in den Januari-mist. Maar 't loover kwam toch weer en hoor nu is 't als een gelukkig volk dat zeegezingt. Nu juicht het gansche lenteland, er klinkt fijn geschalmei van voogels in de verte zoo fijn en klaar als 't tintelend gesternte
Dan zweeg ze even, tot 'r 'n nieuw Hemel-ruim-gezang inviel en ze plots tot 'r allerprettigste verbazing hèt Lied voor de situatie te pakken kreeg.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek