Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 24 juni 2025


De Boschuil is veel minder lichtschuw dan men na oppervlakkige kennismaking met dezen Vogel zou kunnen meenen; zelfs op klaar lichten middag weet hij zich uitmuntend te redden.

Gevangen exemplaren kunnen zeer tam worden. Liebe deelt als uitkomst van zijn ervaring mede, dat van alle soorten van Uilen de Boschuil het best geschikt is voor de kooi. Hij is zoo weinig lichtschuw, dat hij zich tegen den middag een warm, door de zon beschenen plaatsje uitkiest en hier onder allerlei vermakelijke gebaren de zon tusschen de half opgerichte veeren door op zijn huid laat schijnen.

Mies was bleek, vaalbleek. In haar bleeke gezicht puilden de jukbeenderen, gelijk bleeke klonten op geklonterde amandelvla. Ze had een mageren, gepletten, Griekschen neus en nu ja al is 't niet aesthetisch zachtzinnige randjes rood onder de oogen. Mies was lichtschuw. Ze liep met d'r bleeke, vale, magere gezicht gebogen en vreemd, idioterig lachend, omdat ze 't volle licht niet velen kon.

Het is niet levend in ons; maar het zit er toch en wij kunnen het niet kwijt raken. Als ik alleen maar een courant opneem en er in lees, is het net of ik spoken tusschen de regels zie sluipen. Er moeten overal spoken leven in het heele land. Zij moeten er in massa zijn, als het zand der zee, dunkt mij. En dan zijn wij zoo godsjammerlijk lichtschuw allemaal....

"Mot òns net gebeure mot òns gebeure!", huilde de vrouw, log van snikking. "As je d'r nie uit komt, mietere we je d'r uit!", dreigde de agent. "Ken 'k dèn zoo, sallemander!", huilde de vrouw harder snottrend, 't kind opgevend aan den schoenmaker, die lichtschuw naar het gedaver van den gloed keek.

"Oome!... Oome Eli!", riep ze met duchtig geluid om 'm te wekken. "Wel kom binnen, m'n kind," lachte hij zacht. Als hij 't ouwlijk gezichtje met de rood-zeere oogen en 't warrige kroes bezag, dacht-ie aan Esther, de vroeg-doode, de eenige waar-van-ie gehouden. 't Meisje, lichtschuw, stak 'r hoofd door de deurspleet. Ze droeg op een bruinschilfrig bord twee hompen brood, zwartglimmend van stroop.

Als ze lachte liet ze d'r tanden zien. Ze had een paardengebit, een groot, sterk, regelmatig, geel paardengebit. Lachte ze bijzonder lichtschuw, dan kwam óók 't bloedloos tandvleesch te zien. Molly was het hondje. Het hondje van Mies, ofschoon hij ook luisterde naar Wies. Ik spreek daar van "hij". Dat is minder juist. Molly was een teefje.

"Is dat uitblijve!" , klaagde tante Reggie. Hij glimlachte lichtschuw, pogend te zien wie er waren, struikelde haast over 'n matras, waarop vier kinderen sliepen. Bij de tafel zaten Suikerpeer, Essie z'n vrouw, tante Reggie, Dovid, Mijntje, de oudste dochter van Suikerpeer en twee vreemden, 'n magere man met 'n langen baard en 'n jong meisje met loskrullig zwart haar.

Woord Van De Dag

verduldige

Anderen Op Zoek