Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 juli 2025
Den 29ste van April is zyn Hoogheid Jan Willem Friso, Prins van Oranje en Nassau, met Prinsesse Maria Louisa, dochter van den Landgraaf van Hessen-Kassel, op het kasteel van Kassel met zeer groote plechtigheid getrouwt.
Hier is zij, sprak hij. Het ware goed, zei Uilenspiegel, dat men vóór die muren groote gordijnen hing, om mijn schilderwerk te behoeden voor stof en voor de beleediging der vliegen. Dat zal geschieden, sprak de edele landgraaf. Toen de gordijnen hingen, vroeg Uilenspiegel drie leerjongens, om zijne verven te malen, naar hij zeide.
Terwijl zij aten en dronken, sprak Uilenspiegel: Ik betaal alles, nu ben ik eens de landgraaf. Als mijne beurze ledig was, wat zoudt gij doen, kameraden? Als dat ongeluk overkomt, neemt dan mijn vilten hoedeken: het steekt vol gouden karolussen. Laat ons eens tasten, spraken allen te gader. En zuchtend, voelden zij tusschen hunne vingeren groote geldstukken die gouden karolussen moesten zijn.
Zonder hoofd, dacht Uilenspiegel, gevierendeeld, in stukskens gekapt of voor het minste gehangen, zal het veel voorzichtiger zijn, niemand te schilderen. Ik zal er over nadenken. Waar is de zaal op welker muren ik al die doorluchtige lieden moet malen? vroeg Uilenspiegel aan den landgraaf. Volg mij, sprak de landgraaf. En hij bracht hem naar een ruime kamer met groote witte muren.
Dertig dagen lang gastreerden Uilenspiegel en de leerjongens en lieten zij zich de fijne vleezen en de oude wijnen goed smaken. De landgraaf zorgde voor alles. Doch den een en dertigsten dag stak hij zijn neus in de kamer, alwaar Uilenspiegel gezegd had, dat niemand mocht binnenkomen. Hewel, Thijl, sprak hij, waar zijn de portretten? Ze zijn verre, antwoordde Uilenspiegel. Mag ik ze zien?
Dat ziende, steeg Uilenspiegel af; hij sneed een bussel distelen, stak die onder den bek van den ezel en mende dezen bij den neus tot op het grondgebied van den landgraaf van Hessen. Mijnheer de ezel, sprak Uilenspiegel onderweg, gij loopt achter mijn bos distelen en versmaadt de lekkere planten waarmede de lange weg volstaat.
Hij moet vergezelschapt wezen door zijne adellijke gemalinne, mevrouw de Landgravin, door zijne edelvrouwen en heeren, door zijne dapperste kapiteins, te midden waarvan zijne Hoogheid en Mevrouwe schitteren zullen als twee zonnen te midden van lanteernen. Inderdaad, antwoordde de landgraaf, en wat moet ik u betalen voor dat groot kunstwerk?
Gij ziet er niet rijk uit, sprak de landgraaf. Uilenspiegel antwoordde: Inderdaad sire; Jef, mijn ezel kon distelen eten, doch drie dagen reeds leef ik van ellende en eet ik rook van hope. Straks krijgt gij beters, sprak de landgraaf lachend, maar waar is uw ezel?
Honderd gulden op voorhand of anderszins, antwoordde Uilenspiegel. Hier zijn ze vooraf, sprak de edele landgraaf. Allergenadigste heer, hernam Uilenspiegel, gij giet olie in mijne lamp, ze zal branden te uwer eere. 's Anderen daags vroeg hij aan den landgraaf de hovelingen vóór hem te doen komen, welke de eer hadden hem op het doek te mogen vergezelschappen.
En de spijzen rookten op tafel, en de wijn liep als een stroom door de kelen. Uilenspiegel en de landgraaf werden zoo rood als hanen. Uilenspiegel was vol vreugd, maar de landgraaf bleef nadenkend. Schilder, sprak hij eensklaps, gij zult mijn portret moeten maken, want 't is een groote voldoening voor een sterfelijken vorst, aan zijne nazaten de geheugenis zijner trekken te laten.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek