Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 29 mei 2025
Groote vreugde heerschte onder de baronnen, die van den koning eene vorstelijke belooning verwachtten voor het welslagen hunner onderneming en de gevaren, waaraan zij zich om zijnentwille hadden blootgesteld. Onder opgewekten kout bracht men den tijd door, die nog verloopen moest, eer men voet aan wal kon zetten, lach en scherts weerklonken aan alle kanten.
En na het genot, en wat kout over 't weer en de heerlijke landstreek, waarheen men ons voerde, vervulde opnieuw een psalmlied den trillenden wagen.
Hoe vriendelijk knettert Het vlammende hout! Daar leegren de mannen, Bij vroolijken kout: Daar hurken de vrouwen, En roosten het maal, En vullen gestadig De wijde bokaal. En Sagen en zangen Weêrklinken in 't rond, Als 't bloeiende Zuiden Zoo weeldrig en bont. Hoe luistren de jongen, Waar 't Bestjen hen leert. Wat rijmspreuk de slange Der smarte bezweert!
De Luikenaar is een hartstochtelijk liefhebber van genot en uitspanning en vermaak: hij is een pretmaker, eene, zoo men wil, zinnelijke natuur; maar hij amuseert zich met gratie en kruidt zijn pret met de bloem der poëzie: hij heeft behoefte aan vroolijken kout, aan muziek, aan sierlijke vertooningen, aan al wat het oog bekoort en de zinnen streelt.
Zijn eerste levensbeschrijver, Nicholas Rowe , vermeldt, dat hij er omgang had met de heeren uit den omtrek en om zijn aangenamen, geestigen kout en zijn goedhartigheid zeer gezien was . Waarschijnlijk had Rowe dit van den tooneelspeler Betterton vernomen; doch hoe ook, aan de geloofwaardigheid van de mededeeling valt niet te twijfelen.
Als ik de stoute Meid maar gelukkig in het fuikje zie, dan is alles wel. Nu, Mevrouw, zo als ik zeg, ik ben knorrig op u. Men hoort verre, dat de Winter kout is: maar, als de maan vol is, schynt zy overal. Groet myn meisje, en geloof dat ik van harte ben Tederbeminde Hoogstge-eerde Moeder!
De echte muziekliefhebbers, of ook de paartjes, die eens naar een rustiger kout verlangden, zelfs heeren die nog wel voor 't vallen van den avond een kijkje in de plaats willen nemen, ze verlieten al van lieverlee de kamer, waarin zooals dominee Hoogerberg aan zijn vriend den burgemeester verzekerde: "het zeker overheerlijk moest wezen, om op een schoonen zomerzondagmorgen nog eens in alle stilte een preek te kunnen nazien;" en waarin zooals Piet Lovers, de bleeke candidaat-notaris, die al acht jaar geëngageerd is, zijn Marietje toefluistert: "waarin hij 's avonds vooral bij maneschijn, wel zoo eens heelemaal met haar alleen zou willen zitten."
De overige jongelieden hadden zich deels uit beleefdheid, deels uit verveling, naar eene andere zijde der ~serre~ teruggetrokken, waar zij zich bezighielden met »gefrappeerden" champagne en Haagschen kout.
De stilte, die onder Eline's zang geheerscht had, was reeds vervangen door een gezelligen kout, terwijl Truus met een langen glazen lepel glas na glas vulde. Maar waar blijven Théodore en Etienne toch? vroeg de oude mevrouw en zag rond. Ze zijn zooeven gaan wandelen, den tuin in! antwoordde Mathilde, terwijl Frédérique riep: Théodore! Eetje!
Veel verblijdends moest in hunnen stillen kout zich mengen; want nu en dan drukten zij elkaar de hand en hunne oogen glinsterden niet zelden van geluk. Reeds lang had deze zoete, droomachtige samenspraak geduurd, en de baanwachter had zijne derde pijp ontstoken, toen de blinde vrouw eensklaps als verrast het hoofd ophief en vroeg: "Jan, hebt gij niets gehoord?" "Neen, moeder," was het antwoord.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek