Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 22 mei 2025
De patrijzen worden met wat zout en kruiderijen ingewreven, in wijngaardbladeren gewikkeld en in boter of in braise, volgens A, No. 36, gaar gesmoord en daarop in kleine stukken gesneden. Men maakt farci van eene kleine kalfslever, die men met haar gewigt aan mager kalfsvleesch en spek zeer fijn dooreenhakt, en kruidt met zout, notemuskaat en een weinig gestooten nagelen.
De rijst wordt met de melk en de helft van de boter gaar en zeer stijf gekookt; als ze bekoeld is, roert men er de rest van de boter en het overige in en verdeelt alles in 4 gelijke deelen; het eerste gedeelte kleurt men bruin met geraspte chocolade en kruidt het met vanille: het tweede kleurt men met een weinig spinaziesap en er worden eenige druppels oranjewater in gedaan; bij het derde voegt men een weinig cochenille en citroenschil, terwijl het vierde wit blijft.
Goed gereinigde en gewasschen boschbessen kookt men in kokend water gaar, wrijft ze door een zeef, zoet ze met bruine suiker, kruidt ze met citroenschil en een snuifje kaneel en bindt ze daarna met maizena. Naar verkiezing koud of warm te gebruiken. Citroensaus.
Daarop voegt men er een half ons morieljes bij, geprepareerd volgens A No. 10; men ontleedt de lamspootjes, snijdt de zwezerik, bindt de saus met in boter bruin gebrand meel, en kruidt ze met zout, peper en een weinig nagelen. Ossentong met eijersaus. De tong wordt gekookt volgens No. 17 en gediend met zure eijersaus en geraspte mierikswortel, afzonderlijk er bij gepresenteerd.
De Luikenaar is een hartstochtelijk liefhebber van genot en uitspanning en vermaak: hij is een pretmaker, eene, zoo men wil, zinnelijke natuur; maar hij amuseert zich met gratie en kruidt zijn pret met de bloem der poëzie: hij heeft behoefte aan vroolijken kout, aan muziek, aan sierlijke vertooningen, aan al wat het oog bekoort en de zinnen streelt.
Men fruit fijn gesneden uije met meel en boter in de koekepan, kruidt dit met zout en peper, voegt er wat bouillon of jus bij, en bakt de worst, aan schijven gesneden, daar even mede op. Men neemt ze er daarop uit en laat dan groote, aan schijven gesneden en vooraf gekookte aardappelen ook een weinig daarin bakken, maar zij moeten zacht blijven.
De Luikenaar is een hartstochtelijk liefhebber van genot en uitspanning en vermaak: hij is een pretmaker, eene, zoo men wil, zinnelijke natuur; maar hij amuseert zich met gratie en kruidt zijn pret met de bloem der poëzie: hij heeft behoefte aan vroolijken kout, aan muziek, aan sierlijke vertooningen, aan al wat het oog bekoort en de zinnen streelt.
Daarop kruidt men het met zout, peper en nagelen, en strooit er langzaam, onder gestadig roeren, zooveel boekweitenmeel in, dat de massa, nadat zij een half uur gekookt heeft, en het meel is uitgedijd, zóó stijf is dat zij van de pan loslaat. Dan schept men haar in drooge aarden schotels, en bewaart die op eene koele, luchtige plaats.
Witte kool kan ook, nadat zij is afgekookt, bij half gaar pekelvleesch worden gevoegd en als men haar dan daarbij, tegelijk met kleine aardappelen, verder gaar laat koken, is dit een smakelijk geregt. Jagerkool. De witte kool wordt als roode gesneden en afgekookt; men braadt spek uit en bindt die saus met wat meel, kruidt ze goed met peper en voegt er wat azijn bij.
Voor een gezelschap van 10 personen, brandt men een ons meel in boter bruin en giet daar zachtjes aan 5 1/2 kan van den bouillon bij. Als de soep kookt, kruidt men haar met zooveel saffraan, die gedroogd en fijn gewreven is, als men tusschen duim en vinger houden kan, terwijl men er een klein kopje, niet al te sterken azijn bijgiet, met een weinig suiker verzacht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek