Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
Ik koester echter grooten eerbied voor uw moed en dapperheid. Wanneer gij mij dus wilt toestaan, uw vriend te worden, zal ik dit als eene hooge eer beschouwen!" De aangesprokene nam zijn edelmoedig aanbod dankbaar aan; hij verklaarde toen Guivret Le Petit te heeten en heer te zijn over uitgestrekte landerijen in den omtrek.
»En dat waarom?" vroeg Zermah ietwat bits. »Eenvoudig, omdat er slaven noodig zijn voor den dienst der plantages." »Zoo denkt master Burbank er toch niet over, zooals gij zeer goed weet!" antwoordde Zermah. »Ja, dat weet ik, maar in weerwil van den eerbied, dien ik voor hem koester, durf ik beweren, dat master James Burbank zich vergist.
Ik vlei mij niet, dat ik haar liefde heb ingeboezemd, ze heeft mij geen enkele reden gegeven om die gelukkige gedachte te koesteren. Maar toch heb ik hoop, dat ik haar op den duur voor mij zal winnen door mijn standvastigheid en stilzwijgen. De liefde, welke ik voor haar koester, is alleen aan haar bekend.
»James heeft gelijk," sprak Edward Carrol. »Dat binnendringen kan eerst over een viertal dagen geschieden en in de tegenwoordige omstandigheden is dat een lang tijdperk; maar ik koester de hoop, dat de bemachtiging van de havenplaats Fernandina voldoenden indruk zal teweegbrengen, om de geconfedereerden te noodzaken den terugtocht aan te nemen.
»Halt, priester, niet verder!" riep Cambyzes. »Uwe eerste bede zal, gelijk ik zeide, niet onvervuld blijven, want sinds lang reeds koester ik den wensch, het rijke Tyrus, het gouden Sidon en uw Jeruzalem met zijn wonderlijk bijgeloof te leeren kennen.
Ik bemerkte tal van kostbare zaken en dit versterkte mij ook in de meening, die ik van de dame had. En toen zij verscheen bevestigde zij dit ook door haar edele majestueuze houding. Nochtans was het niet, wat ik dacht. "Mijnheer de ridder," zeide zij, "na hetgeen ik gedaan heb zou het nutteloos zijn u te willen verbergen, dat ik teedere gevoelens voor u koester.
Een schoonen, goed getakten esch, die met zijn frischgroene bladeren in de zonne prijkt, zie ik geerne, hernam Uilenspiegel; maar ik koester een doodelijken haat tegen die leelijke stokken, die nog nat zijn, zonder twijgen of bladeren, die hard en woest zijn van uitzicht, Zijt gij gereed? vroeg de provoost. Gereed, herhaalde Uilenspiegel, gereed tot wat? Om geslagen te worden?
Dan voegde hij er bij: Lieve vrouw en kind! treurig en smertvol ga ik deze wereld verlaten. Zoo ik eenigen schrik koester voor het lijden mijns lichaams, ben ik mede bedroefd als ik er aan denk dat, als ik dood ben, gij beiden arm en ellendig zult zijn, want de koning zal u uwe have ontnemen. Uilenspiegel antwoordde met stille stemme: Gisteren heb ik met Nele alles gered.
Ik heb het verband der rechte lijnen, en de waarde der kromme lijnen berekend, en ik meen de pretentie te mogen koesteren, dat...." »En ik koester geenerlei pretentie, dan om aan onze tegenstanders aangenaam te zijn. Zij zijn daarenboven zeer sterk in het croquet-spel, zijt dus gewaarschuwd; want ik geloof niet, dat al uw geleerdheid in het krijt kan treden met hunne behendigheid."
"Ik wil daarmede zeggen," begon hij, maar weerhield nog zijn woorden. "Ik moet u vragen: wat wilt ge van mij?" "Wat kan ik willen? Je denkt, dat ik slechts den éénen wensch koester, dat ge mij niet zult verlaten," zeide zij, terwijl zij alles wel begreep, wat hij niet had uitgesproken. "Maar dat staat in de tweede rij. Ik wil liefde en die is niet aanwezig. Derhalve is alles ten einde!"
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek