Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 7 oktober 2025


Als hij aan haar dacht voelde hij zijn oogen opengaan, wijd staren, als in extase, op iets schoons-nog-nooit-gezien; als hij terugzag, in herinneren, een klein bewegen van haar maagdenlijf, een schokje in haar trekken, of een blik..., dan ging hem een ril van verrukking kil over den rug....

Een steeg zwolg ze in; de deun echode in de steenen gang; en boven den warrelenden klomp van oranje en wit en donkere haren, slierden en vlogen de ballons aan de stokken en trokken vurige strepen, kringels en bollen van licht tegen den uitgang der steeg die blauwde in den kil komenden morgen.

"Een licht en vluchtig vuur komt door mijn leen gevlogen, Een kil en machtloos zweet breekt me op 't voorhoofd door; Het duister van den nacht omvangt de brekende oogen, En 't suist en ruischt me in 't oor.

Het aschgrauw licht van den hemel, kil de waaiende wolken langs druipend, scherpte in bruute kontouren den bloedrigen neus, de geelwitte jukken, de nattige baardstoppels, den openkrimpenden mond met z'n hoeken van waterig kwijl. Aarzlend bewreven de vingers de oogen, die vaagden in weëe bezwijming spierloos steunde de nek het doelloos hoofd.

Door den dikken grijzen mist, die het zicht der wereld sloot, viel de motregen fijn en kil. De boomen glommen groen lijk kikkers. Alles was nat. Wie buiten kwam was nat tot in zijn longen. De nattigheid, ze kroop in huis, besloeg de ruiten en beklamde de muren. De vloersteenen zweetten en het zout was nat. De klinken waren nat, het vertrek was nat, alles was nat tot in de ziel.

Zoo dan zat hij bij de vlammen, Warm en prettig, etend, lachend, Zingend: "O Kabibonokka, "Toch zijt gij mijn medestervling!" Woedend trad Kabibonokka Nu de hut des duikers binnen. Shingebis, de duiker, voelde 't, Voelde 't aan de groote koude, Aan dien adem, kil en ijzig.

Kil en koud sloop hij verder door ’t leven. In ’t gewoel der groote stad in den menschenstroom verdween hij en bleef langen tijd verscholen

En wat moest dokter Helmond dan gevoelen nu hij na een avond als deze, in 't holle van den nacht van een zieke teruggekeerd, niet zooals voorheen een kil en zwijgend tehuis, maar, in dat huis een prachtige jonge vrouw mag vinden, die.... gedurende een paar lange uren heeft gewaakt en gewacht, alleen om hem te toonen hoe oprecht en teer ze hem bemint; die hem straks zachtjes toefluistert dat ze er waarlijk berouw van heeft dien ouden man wat al te openhartig te hebben toegesproken, omdat.... haar lieve August hem immers zooveel dank is verschuldigd!

Rechts, niets dan de hooge, witte, blinde muur van een groot heerenhuis. Links vier kleine, lage, aan-elkaar-gebouwde werkmanshuisjes in vuilgrijzen steen, met dofgroene luikjes. Het is er somber, kil, treurig, modderig. Haast nooit komt er een zonnestraaltje in de vieze, altijd natte greppels glimmen.

Komt er een zonnestraaltje binnen dan ben ik een ander mensch. Maar nu komt er zoo'n akelige regendag, somber, luguber, kil ... dan ben ik te ellendig om te denken. Maar dat is geen pessimisme. Dat is melancholische stemming. Ik kan slecht tegen donker weer in ons klimaat. Daarom heb ik zoo'n heerlijk gevoel in de bergen.

Woord Van De Dag

vorstengeslachten

Anderen Op Zoek