Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 november 2025


Marius groette Jean Valjean, het geluk deed de wanhoop uitgeleide tot aan de deur en beide mannen scheidden. Marius was geheel geschokt. Thans was hem de soort van afkeer verklaard, dien hij steeds voor den man had gevoeld, naast wien hij Cosette zag. In dien persoon was iets raadselachtigs, waartegen zijn instinct hem waarschuwde. Dat raadsel was de afschuwelijkste aller schanden, het bagno.

Neem mij, maar sta mij één ding toe." Javert scheen niet te hooren. Hij keek Jean Valjean strak aan. Zijn gerimpelde kin bracht zijn lippen naar zijn neus, een teeken van wreede overpeinzing. Eindelijk liet hij Jean Valjean los, richtte zich plotseling op, nam den stok weder in de vuist en, als in een droom, prevelde hij meer dan hij sprak deze vraag: "Wat doet ge hier? en wie is deze man?"

Derwijze slaagde Jean Valjean er in, lang te blijven. 't Was voor hem zoo zoet, Cosette te zien en bij haar te vergeten! 't Was de verbinding zijner wond. 't Gebeurde meermalen, dat Basque bij herhaling kwam zeggen: "Mijnheer Gillenormand zendt mij om mevrouw de barones te herinneren dat de tafel gereed is." Alsdan keerde Jean Valjean in diepe gedachten naar huis.

Deze man heet niet Champmathieu; 't is een voormalige galeislaaf, die zeer ondeugend en gevreesd was, Jean Valjean geheeten. Men heeft hem na 't einde van zijn straftijd slechts met het grootste leedwezen zijn vrijheid hergeven. Hij heeft negentien jaren dwangarbeid gehad, wegens diefstal met verzwarende omstandigheden. Vijf of zes keeren heeft hij getracht te ontvluchten.

En om haar vader te gehoorzamen, hervatte zij de wandelingen in haar tuin, meestal alleen, want, zooals gezegd is, kwam Jean Valjean, waarschijnlijk uit vrees van door het hek gezien te worden, er schier nooit. De wonde van Jean Valjean was een afleiding geweest.

Zoo steeg zijn geest en zonk tegelijkertijd, gedurende deze negentienjarige foltering en slavernij. Aan de eene zijde nam het licht, aan de andere zijde de duisternis toe. Zooals men gezien heeft, was Jean Valjean niet slecht van aard. Hij was nog goed toen hij in het bagno kwam.

Cosette was, hoewel op andere wijze, niet minder ontsteld. Zij begreep niet, de adem ontbrak haar; wat zij zag scheen haar onmogelijk, eindelijk riep zij: "Vader, wat is er toch op deze wagens?" Jean Valjean antwoordde: "Tuchtelingen." "Waar gaan zij heen?" "Naar het bagno."

Gij begrijpt 't nu." Cosette begreep niets. "Gij hebt gelijk," zeide zij. Ondertusschen reed het rijtuig voort. Toen Jean Valjean aan zijn deur hoorde kloppen, wendde hij zich om. "Binnen," riep hij zwak. De deur opende zich. Cosette en Marius verschenen. Cosette vloog de kamer binnen. Marius bleef op den drempel tegen den deurpost staan.

Waar minder huizen en minder straten zijn, heeft het riool minder openingen. De duisternis werd grooter om Jean Valjean. Hij zette daarom niet minder zijn weg voort, tastende in de duisternis. Die duisternis werd eensklaps verschrikkelijk. Hij voelde dat hij in het water trad, en onder zijn voeten niet langer plaveisel, maar modder had.

Dit is de straat Platrière, tegenwoordig de straat Jean Jacques Rousseau genaamd, wijl zestig jaren geleden hier een zonderling gezin woonde. Ik bedoel Jean Jacques en Therèse. Van tijd tot tijd werden er kinderen geboren. Therèse bracht ze ter wereld en Rousseau bracht ze naar het vondelingshuis." En Enjolras duwde Courfeyrac toe: "Zwijg van Rousseau! Ik bewonder dien man.

Woord Van De Dag

kei

Anderen Op Zoek