Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 19 juli 2025


Voor haar huivert de klerk van middelbaren leeftijd, wanneer de gedachte aan een etablissement bij hem opkomt, zoo dikwerf hij zich ergert aan het vrolijke leven der buitenlandsche volontairs, welke zijn chef, commissionair zeehandelaar bankier bijna als zijns gelijken, als zonen van den huize behandelt.

Bij het flikkerend licht van een gaslantaarn vindt hij gemakkelijk de steenen trap, die naar de veeltijds droge bedding voert, terwijl nu echter, bij den hooggezwollen stroom, het schuimende water op de onderste treden klotst. Bij het afdalen raakt zijn gloeiende hand den ijskouden glibberigen muur. Dat is de doodskou! Hij huivert.

Zij drukt op de vrouw, dat wil zeggen op de bevalligheid, op de zwakheid, op de schoonheid, op het moederschap. Gewis, een diepe schande voor den man! Op het punt, waar wij met dit smartelijk drama zijn gekomen, is Fantine niets meer overgebleven van 't geen zij vroeger was. Door zich tot slijk te verlagen is zij tot marmer versteend: wie haar aanraakt, huivert.

Hij huivert bij hetgeen hij hoort en fluistert Guy met bleeke lippen toe: "Er blijft ons niets anders over dan te zien, of wij de Zuiderzee kunnen bereiken en vandaar uit het IJ, zoodat wij van den noordkant binnen Haarlem kunnen komen. Die weg is nog vrij." "Misschien!" antwoordt Guy, twijfelend. "Doch het is een wanhopige onderneming.

Zijn er wel genoeg pijnbanken, duimschroeven en takkenbossen voor zoo iemand te vinden?" Hij huivert, doch voegt er daarna vastberaden bij: "Maar ik trotseer alles voor mijn vaderland!" "En ik voor het mijne," antwoordt Guy. "Op mijn hoofd is een prijs gezet als zeeroover, maar ik waag het voor mijn Koningin.

Bevend staat hij bij de doode; de herinnering aan het sterven van zijn vader komt een oogenblik in zijn geest op; hij huivert, als hij er aan terugdenkt, en werktuigelijk ziet hij naar den grond, als zag hij daar nog die akelig verwrongen trekken. En als hij dan de kalme uitdrukking op 't vriendelijke gelaat der vrouw ziet, barst hij eensklaps in tranen uit. 't Wordt lichter buiten.

Hij is daar drie dagen mee bezig en neemt alle mogelijke voorzorgsmaatregelen. Niemand mag het schip 's nachts verlaten. Niemand mag een droppel sterken drank, wijn of bier drinken, want allen weten, dat hun leven gevaar loopt bij de minste onvoorzichtigheid, en de koelbloedigste huivert, als hij denkt aan den dood, die hem van Alva wacht.

By de minste weifeling liep de Staat gevaar dat de Regeering in den Haag zyn toegevendheid tot precedent stempelen, en zich daarop beroepen zou om eens 'n enkelen keer met den tyd meetegaan. Wie huivert niet?

En wie huivert niet nogeens by de bedenking dat misschien alle Haarlemmers en Amsterdammers op-eens vice-versa aan 't verhuizen zouden gaan, als zoo'n tweeduits-slagboom werd overgebracht naar 'n muzeum? Wie 't wèl meent met z'n dierbaar vaderland en ouwerwetsche zotternyen, huivere ten derden maal. Maar dan is 't ook genoeg.

Hij huivert en onwillekeurig brengt hij zijn hand op de plaats, waar ’t taschje verborgen is; ’t kost hem moeite zich staande te houden, als hij de ernstige stem van zijn vrouw weer verneemt, die, tot Gerrit sprekend, zegt: „En weet je wel, Gerrit, dat nou misschien de sorteerder, die ze verloren heeft, als dief wordt aangezien door jou schuld en...” „Maar ik dacht....”

Woord Van De Dag

galoppeer

Anderen Op Zoek