Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 juni 2025


Hij had maar zitten opladen en zitten poken, en naar den gloeienden pot zitten kijken en z'n pijp gerookt, de kachel zoo te zeggen tusschen z'n knieën. En niks gezegd hatti, tot Bavink plotseling gezien had dat er een groote scheur in den pot was en vreeselijk had opgespeeld.

God weet waar die nu zat, eerst hadden ze mekaar geschreven, maar toen had dat opgehouden, je wist niet meer wat je schrijven moest. Hein hatti een tijdje geleden nog eens ontmoet. Die moest en die zou schilderen. De ziel der dingen schilderdeni, maar 't bracht nix op en toen z'n vader was gestorven hatti heelemaal nix. In jaren had 't dichtertje hem niet gezien.

Scheef op z'n kop stond een rouwhoogehoed, die 'm te klein was. Z'n gekleede rouwjas met tressen hatti dicht geknoopt. 't Ding was veel te nauw en barstte haast open en zat vol malle plooien om z'n ribbekast. "Jonge," zegt Hein, "wat ben jij een fijne man geworden." Meteen dragen ze, Goddank, den dooien groenteboer z'n deur uit.

En altijd hatti 't weer met pa over "de Bovenkerken," meneer Bovenkerk, die in steenkolen dee en mevrouw Bovenkerk, die 's zomers in Zandvoort woonde op "Mon Désir", en den jongeheer Bovenkerk, die eindexamen vijfjarige zou doen. En de rest.

Met zijn gezondheid ging het niet al te best en de toelage van zijn kantoor hield op. Den winter bracht i in Amsterdam door, waar ze druk bezig geweest waren, mooie huizen af te breken en er leelijke voor in de plaats te zetten, al tobbende. In Mei trok i naar Nijmegen. Daar schreef i me op een briefkaartje, dat Jeanne aan haar borstkwaal gestorven was. Daar hatti op gewacht, schreef i.

"Mijn God, zal dan mijn kwelling nimmer einden?" En de lui op kantoor kon i niet zien en hooren, als i om kwart over negenen op kantoor kwam hatti er wel een willen slaan, zoo maar. En van somber werti extatisch. En dichtte weer. "Mijn heilig lief". "Nu is de wereld een groot zomerland". "God gooide de poorten des hemels open, Mijn zoete lief zat op een gouden troon". Dat duurde zoo elf maanden.

"Ik heb mot gehad met Bavink". zei i. "Is 't waarachtig?" zei ik. Van Hoyer had ik al gehoord dat ze bij dag en bij nacht samen rondscharrelden, dat ze in één bed sliepen, Japi onder 't laken en Bavink er boven, dat ze om beurten jenever hadden gedronken uit 't ééne bierglas dat Bavink nog had. "Ik heb z'n kacheltje kaduuk gestookt, Zondagavond." In één avond hatti 't kapot gestookt.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek