United States or Estonia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hier en daar een enkele voetganger, een patrouilleerende agent of soldaat, of een ricksja-koelie, die in zijn voertuig zat te slapen, door een deken beschermd tegen de ochtendkoelte, was het eenige, dat de egale grauwheid van den September-morgen verstoorde.

De doodgraver heeft een lucifer aangestreken, om zijn pijpje in brand te puffen, voordat hij zich aan het werk der demping van den grafkuil begeeft. De doodgraver blaast tegen den lucifer, en de effen grauwheid keert terug boven het graf. Bij de laatste dagschemering werpt de doodgraver den laatsten schop aarde in den kuil. Tot slot klopt hij zijn uitgebrand pijpje leeg op het graf.

Zij zegt bij het vertrek, dat wij allen moed moeten houden, en dat zij ons niet vergeten zal. De motors der bootjes snorren; in grauwen nevel verdwijnt de kleine flottille op de water-oneindigheid. De grauwheid en somberheid keeren weer over het vereenzaamd pleksken temidden van de baren. Maar er heeft, er heeft een voorbijgaand lichtstraaltje geflonkerd!

Hij zag nu duidelijk iets van haar gelaat: haar kleinen mond, haar fijnen neus, de vage bleekheid van haar voorhoofd en haar wangen, de donkere golving van haar haren, den stillen glans van haar op hem gerichte oogen... En eensklaps zag hij heel haar tengere gestalte duidelijk omlijnd uit de grauwheid van den nacht oprijzen, en even om zich heen starend zag hij ook de duidelijker wordende gestalten van al de anderen, en het alom lichter worden van den grauwen nacht.

Zij dreigden en voorspelden, zij waren ontzachlijke steenen graven, stom en meêdoogenloos, langzaam waggelend op dezelfde plaats in de zee van grauwheid. En zij naderden in hobbelende zwenkingen, als met een heesch krijschen en een knersend gillen hunner fondamenten, hun vervaarlijke blokken naar Mathilde heenbewegend in de stormende zwartheid.

En grauw over het weiland, dat zich nevens den weg schijnbaar eindeloos uitstrekt. Niets dan heel een wereld van doffe grauwheid. Slechts de vaart langs den weg trekt door al het grauw een spoor van zwart. Daar boven de vaart is het zwart en hier in den kuil is het zwart. En al het andere is grauw. In de verte komt door den donkeren mist heen een nog donkerder nevel over den weg aankronkelen.

Van de hooge boomen vielen de takken en bladeren bij vakken wech; de stammen vermolmden met wijde gaten. In de kamer braken de zwarte meubelen wech zonder gerucht, samenvallend tot ongelijke hoopjes. Alles viel langzaam neêr in een afbraak der heele omgeving. En zij voelde als brak ook haar eigen wezen zachtjes van elkaâr, ontbonden door de grauwheid, zonder smart.

Hier en daar een enkele voetganger, een patrouilleerende agent of soldaat, of een ricksja-koelie, die in zijn voertuig zat te slapen, door een deken beschermd tegen de ochtendkoelte, was het eenige, dat de egale grauwheid van den September-morgen verstoorde.

In z'n onregelmatigen, snellen gang eerst door laten-avond-stad, langs de in grauwheid opstaande muren der zwak-verlichte woningen-buurten, dan door de ijzeren kooi, die, reuzig in 't donker, over het glanzig vlietende zwart van de Maas ligt gestrekt; aan den overkant, door de verlatene handelswijken, waar alles nu duisternis, stilte en steen was; toen de stad dan eindelijk achter zich over den dadelijk veel vertrouwlijker straatweg, den dijk naar Katendrecht, met z'n welige hellingen, geurend van gras en vergane blaren, waar de dubbele rijen boomen in staan, boomen als torens, die fluisterend ruischen, hoog staan, in den grooten nacht, waar de stad niet van weet...; in zijn hartstochtlijken, driftigen gang door de zoel-klam-nattige najaarslucht, onder het sterrenloos hemelvlak, waar toch nog 't geschuif van de wolkgevaarten was te onderscheiden, grauw over zwart in een nachtlijk geschemer zonder begin, terwijl hij soms in een jagend, snel-snuivend gedraaf, soms ook in-eens tot een stil-strak-peinzenden, adem-inhoudenden, aarzelend langzamen tred verviel, in al dat gedurig nerveuse beweeg van zijn bloedwarm lijf door den plechtigen nacht, had zijn, tot in 't innigste ontroerd gemoed de geweldig aandruischende dreuning doorstaan van zijn trotsche woede, die uitwou in daden, had zijn hart de vlijmende vlagen doorvoeld van zijn bitterheid en zijn zelf-bespotting, hadden de neer-gierende buien der stom-zwarte smart zijn ziel doen rillen en krimpen-in-één van kou en ellende....

Ik heb het gezegd: wij bevolkten het Concertgebouw... nooit hebt ge het eerbiedwaardig monument zóó bekleed gezien, het was eene symphonie in grijs: het grijs der uniformen lag golvend uit over de parterre, als morgennevels op zee, en het bedekte met egale grauwheid de ruimte, die anders in zoovele nuances en schakeeringen prijkt: de plaatsen waar dweepende jongemeisjes hunnen Willem toejuichen, de zetels der heeren van Rees en Oyens en de zijstoelen der telaatkomers en quasi-dandineerenden.