United States or Germany ? Vote for the TOP Country of the Week !


Knersend en haperend stommelden een paar laden open, als verborgen zij zaken, die niet gaarne hadden; dat het daglicht tot hen doordrong, andere gleden weêr gewillig meê en waren als met was bestreken. Alle waren gevuld. Een schat van prullen, voor Mathilde van de hoogste waarde, had zij nu onder haar oog, en zij bleef er op staren en droomen.

Den rook met raspende stooten inslurpend, grimmig de tanden knersend, rukte-ie de blinde in z'n armen, stapte met één zet door de vuurlaaiing heen, liet 'r in volle bezinning, alsof-ie wist wat-ie dee, zacht en pijnloos op de steenen glijden, trapte met dronken gebaar de roodvretende gaten van 'r ondergoed onder zijn voeten dan mal-zwaaiend, naar 'n vasthou grijpend, viel-ie bewustloos tegen den grond, 't doodsbleek gelaat verpurperd door den gloed uit de deuropening.

Vijf minuten later ging de oude heer met Mathilde naar de komedie. Jans liet ze uit en bleef verder in haar eenzaame keuken te-rug om naast de poes in te dommelen zonder te merken dat de lamp knersend uitging. De Stuwen en Mathilde zeiden dien avond weinig tegen mekaâr. Dien avond, een paar uur na dat hij bij de Stuwen geweest was, ging Jozef naar de club. 't Was al over tienen.

Zij dreigden en voorspelden, zij waren ontzachlijke steenen graven, stom en meêdoogenloos, langzaam waggelend op dezelfde plaats in de zee van grauwheid. En zij naderden in hobbelende zwenkingen, als met een heesch krijschen en een knersend gillen hunner fondamenten, hun vervaarlijke blokken naar Mathilde heenbewegend in de stormende zwartheid.

Een graf houdt beider asch vereend; Maar 's ouden geest vindt rust noch vrede In d' ijsbren nacht van 't lijkgesteent', En vaak ontsluipt hij aan die stede Te middernacht als 't stormt en tiert, En regent, als men de uilen Hun grafgezang hoort huilen De weerhaan knersend giert. Het klinkt in den stillen nacht. Leeft de sage dan nog?

Hij keerde een brandend stompje sigaar met zijn lippen in den mond om en rookte met het vuur naar binnen, en flapte het dan weêr zijn natte lippen uit, en trok en haalde met hol ingezuig van zijn elastieke wangen het natte en half uitgedoofde eindje weêr in rooden brand. Hij beet een cent door midden, het koper knauwend en wringend tusschen de klem van zijn wreede tanden. Hij maalde een stuk kool uit de kachel fijn, knersend liep het zwarte sap zijn mondhoeken uit. O.... maar hij kon nog wel wat anders.... Hij begon omgekeerd over den zolder te loopen, zijn handen met gesloten vingers als van een aap, plat op den grond, de beenen knieknikkend in de hoogte spartelend, het vuile jasje als een jak afhangend om zijn kop en handen. En daarna nam hij een stuk papier «pampier, genogt" en vouwde het in wel vijftig repen, langzaam, geduldig, als was het een gewichtig iets, precies, en begon toen: «kijkt u" er meê te draaien en te wringen, het uit te klappen en dicht te slaan, het te rimpelen en te plooien tot allerlei figuren als een volleerd goochelaar. Met een zeurige, weenerige stem begon hij er een lesje bij op te zeggen, dadelijk terugvallend in den juisten toon: «Dat is voor 't eerst, Heeren en Dames, een kleine hand-harmonica," lijmde en zong zijn kermisstem als stond hij midden op de markt onder een hoop kijkers, of voor een deftig huis met veel kinderen om zich in een wijde straat. Figuur na figuur kwam en wrong hij van 't papier, dingen met stompe gelijkenis aan de dingen die zij verbeelden moesten. «D