United States or Nicaragua ? Vote for the TOP Country of the Week !


»Maar de avond valt, Marten, en het wordt reeds duister. Ga met mij mede tot morgen..." »Neen, Heer, voortaan ben ik een zwerver op Gods aardbodem, en het maakt al weinig verschil, of dat heden begint of morgen. Ga gerust heen, Heer Jan, en bekommer u niet over mij. Ik moet mijne zuster zoeken. Zij heeft mijne hulp noodig."

Maar de oude meid hield zich flink. "Wie nog 'n woord spreekt, wordt van de lyst gestreken, zei ze. Ik heb nog zes heele dagen van Gods lieve week voor me, en 'n mensch moet toch zorgen dat-i toekomt, niet waar? Voort, allemaal, de plaats af en de gang uit, voort! 't Is, dunkt me, wèl zoo!

Maar de schat van Gods goedheid was voor ons nog niet uitgeput; en, alsof onze liefde, onze trouw, onze vreugd zelve ons eener hoogere gunst hadden waardig gemaakt, onze dankbare stemmen klonken nog door het ruim, toen reeds daarboven eene nieuwe weldaad voor ons vreedzaam en gelukkig vaderland werd bereid.

Ik kan niet kalm en veilig in mooie kerken zitten, al preekte daar ook een engel uit den hemel, onderwijl de kinderen Gods door de menschen, die over die kerken regeeren, als beesten verjaagd en vermoord worden!" "Ho, ho!" berispte vader haar, "ik zal de laatste wezen om het goed te praten, maar we moeten oppassen dat we niet overdrijven." "Ik overdrijf niet, vader.

Wat zult gij spreken, gij, die u een man Gods noemt en van Hem uw lastbrief zegt te hebben?

Boven de massieve poort is een schild gebeiteld, waarop een koninklijk kasteel met drie torens; op elken toren een raaf, en elke toren bewaakt door een wolf het wapen van Alva; daaronder de keten van het Gulden Vlies, waaraan, als ter bespotting van dit land, dat veroverd is door bloed en vuur, een voorstelling hangt van het Lam Gods.

"Wanneer je goed wilt oppassen, dan zal ik met Gods hulp, een knap timmerman van je maken. Maar pas je niet op, dan zullen je ribben kennis maken met dit eindje lat. Want je kent het oude spreekwoord: die niet hooren wil, moet voelen. En dat spreekwoord wordt bij ons in practijk gebracht." Pieter knikte toestemmend, ofschoon hem dat latje toch een doorn in het oog was.

In den Dietschen Doctrinael vinden wij een hoofdstuk "Van der Godheit" en "noch subtijlre van Gode", in der Leken Spieghel een paar hoofdstukken "van Gods wesene" en "van den wesene der zielen", doch wat beteekent dat viertal tegenover de honderde hoofdstukken van anderen aard?

Maar, Mijnheer De Mortenay, ik bid u om Gods wil; gij, die veel op hen vermoogt, vraag toch of zij voor groot losgeld ons het leven willen laten. Ik wil door hun handen niet sterven, en zal alles geven wat zij eisen, hoeveel het ook zij." "Ik zal het hun vragen," antwoordde De Mortenay, "maar laat u niet zien of zij halen u uit het huis."

Het is schriklijk om te aanschouwen, zooals allerwegen ook bij de kinderen Gods de handen slap hangen en de knieën traaglijk ineenknikken.