United States or Eritrea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Veel ambachtslieden klaagden bij Jan van Gistel dat zij, niets winnende, de tol niet konden betalen; maar de verbasterde Vlaming luisterde niet naar deze rede, en wilde de schatpenningen met geweld doen lichten: een groot getal Burgers werden in de gevangenissen gesmeten, anderen ter dood gebracht.

De Vorst ryst op, hy slaet zyn blik in 't rond En roept terwyl de woed' hem nog doet siddren, Te wapen voor het Land! voor God te wapen, Riddren! Na de schrikkelijke nacht, in dewelke het bloed der Fransen zo overvloedig werd vergoten, kwamen De Chatillon, Jan van Gistel en de weinige anderen, die de dood ontvlucht waren, binnen de muren van Kortrijk.

De huizen der Klauwaards waren gesloten, niemand dreef enige koophandel, en alles, behalve de roerige soldeniers en laffe Leliaards, alles scheen in de stad voor eeuwig te slapen. De ambachtslieden zonder werk zijnde, konden de schattingen niet opbrengen, en waren genoodzaakt zich te verbergen om de vervolgingen van de Tolheer Jan van Gistel te ontgaan.

Van Gistel sprak zachtjes in het oor van een der Wethouders, en dan riep hij: "Wij antwoorden op de bedreigingen van een koppige Laat met de straf die zij verdienen. Dat men hem vange!" "Dat men hem vange!" herhaalde Breydel lachende. "Wie zal mij vangen?

En gij zoudt dezelve tenietdoen!" Van Gistel grimlachte spottend op deze rede en hernam: "Uw woorden en bedreigingen zijn enkel rook, Deken. Wij zullen van de Franse benden gebruik maken om de vlerken van het wangedrocht te korten. Andere wetten zullen de Gemeenten beheersen, want die koppigheid heeft lang genoeg geduurd.

De Bittermeers was slechts één plas bloed, waarin de voeten der strijdenden zich verborgen. Hoofden, armen, benen, het lag er al met helmen en gebroken zwaarden verward. Enige Leliaards, waaronder Jan van Gistel met een getal Brabanders was, ziende dat er geen uitkomen meer aan was, kwamen te midden der Vlamingen gelopen, roepende: "Vlaanderen de Leeuw! Heil, Heil Vlaanderen !"

Het nageslacht zal u doemen om uw laffe handel, en uw kinderen zullen uw vloek op de bladen der kronieken als een verloochening schrijven!" "Het is tijd dat uw belachelijke lastertaal een einde neme," viel Van Gistel uit. "Mannen! Men werpe hem in de kerker der misdadigen totdat de galg hem ontvange." Op dit bevel werd Deconinck van de trappen der zaal en in een onderaards vertrek geleid.

Onderwijl was De Mortenay bezig met de genade van de grijze Vlaming te verzoeken, maar Van Gistel, die deze Klauwaard een bijzondere haat toedroeg, gaf voor dat hij een der belhamels was en zich het meest tegen de Franse beheersing verzet had.

"Deze vrees kan de Kroon van Frankrijk zeer schadelijk zijn," sprak Van Gistel. "Het verwondert mij, dat Mijnheer De Mortenay de oproerige Bruggelingen voorstaat!" De Mortenay werd bij dit verwijt zeer toornig, want Van Gistel had aan deze woorden een honende klem gegeven.

De woning van De Mortenay was, volgens het gegeven woord, voor hen geheiligd: zij wilden de belofte, die Deconinck gedaan had, niet breken, ook hadden zij te veel achting voor de Stadsvoogd en vergenoegden zij zich derhalve met het kwartier te bezetten en te bewaken. Mijnheer De Chatillon en Jan van Gistel, de Leliaard, waren in het huis van De Mortenay gevlucht.