Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Robrecht keerde zich tot de non, en sprak "Gelief hun te doen zeggen dat de gulden ridder, die zij roepen, binnen weinig ogenblikken onder hen komen zal." Machteld had haar arm onder het hoofd van Adolf gelegd en hetzelve met tedere zorg opgelicht, zachte onverstaanbare liefdeswoorden werden nu rustiglijk tussen hen verwisseld.

Doch gelief te bedenken, dat onze laatste worst er eergisteren aan was; dat, in dezen harden tijd, keukenvuur de vreugd van de goede maats is. Wie onzer is niet bereid den geur van goede saus op te snuiven, of een lekker glaasje te drinken, hetwelk vroolijkheid en goeden wil voor een ieder baart?

Hij voegde de hand van Machteld in die van Adolf en hernam "Weest gelukkig, bemint elkander zozeer als ik u beiden bemin Gij, Priester, dienaar Gods, gelief uw zegen bij de mijne te voegen, totdat een wettig huwelijk hen voor het altaar verenige." De Priester trad nader, en bad in stilte over de twee bevende gelieven.

Gij zoudt kunnen denken, mijnheer, dat deze werkmanskinderen geen vlug verstand hebben, of dat een enkel uur onderwijs geene merkelijke vruchten in hen kan voortbrengen; gelief mij te volgen; ik ben wel zeker, dat hetgeen gij gaat zien u zal verwonderen en verblijden."

Geef mij nu oorlof om u te verlaten; ik keer terug op de baan naar Yperen." "Eenige oogenblikken!" riep Gervaas Van Praet. "Ik haast mij de noodige bevelen te geven en mijne ridders te doen verwittigen; dan vertrek ik met u. Gelief mij nu te volgen, heer Van Bohain; ik vraag u slechts een klein half uur."

Juist als Breydel met wanhoop en wraakzucht in de ziel, het Prinsenhof meende te verlaten, kwam er een oude grijze volder bij hem en sprak: "Meester Breydel, gij zoekt niet wel, er is nog een kerker aan de andere kant van het gebouw: een diepe kuil waarin ik ten tijde der grote moerlemije een jaar van mijn leven versleten heb. Kom, gelief mij te volgen."

Bij zijn inkomen bezag hij als een wantrouwende vos, de personen die in de kamer waren, en wel bijzonderlijk Meester Rogaert; want hij bemerkte in hem meer listigheid dan in de anderen. "Meester Deconinck," sprak Adolf, "gelief mij te naderen, ik heb u iets te verzoeken, dat gij mij niet weigeren zult, indien mijn hoop op u gegrond is.

Mits de vreemdeling wilde voortgaan, antwoordde Klaas: "Gelief, Heere, met deze reden niet voort te gaan, want werden zij gehoord, ik zou het duur moeten bekoopen." ... Klaas stond op om naar den kelder te gaan, waaruit hij met een kan bier terugkwam: "Ik ga de deur toedoen", sprak hij vervolgens, en de aanbrenger hoorde niets meer, want hij moest haastelijk het huis verlaten.

Dit zou de graaf ongunstig stemmen en de Isegrims in de hand werken. Met zulken onvoorzichtigen woestaard als onze neef Burchard, kunnen wij de waarheid niet gansch openbaren. De minste genster ware genoeg om het vuur van eenen ontijdigen opstand in Kerlingaland te doen ontvlammen. Ga zonder kommer, broeder, en gelief den deurwaarder te zeggen dat men den voorschepen binnenlate."

"Jonkver Wulf", zeide hij, "mijne meesteresse is boven en ongetwijfeld bezig aan haren opschik. Ik zal eene meid bevelen haar van uwe komst te gaan verwittigen. Gelief dus het mij niet ten kwade te duiden indien gij verplicht waart eene korte wijle te wachten"

Woord Van De Dag

verheerlijking

Anderen Op Zoek