Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 31 mei 2025
Is 't niet treurig voor my, gedoemd te zyn tot schilderen met zoo weinig kleur?
Ben ik gedoemd, hetzelfde ten tweede male te lijden door toedoen van een ander, die er zich op verheft mijn minnaar te zijn? Dat is duldeloos, zeg ik u."
Even daarna, terwijl de boot nauwelijks aan den steiger was gemeerd, zag ik, tot mijn niet geringe verwondering, Verster met driftigen pas over den strandweg naderbij komen. Mij ziende, stoof hij de galerij binnen, om opgewonden te vertellen, dat hij het in Tobelo niet langer had kunnen uithouden, daar er geen man meer op het werk kwam, waardoor hij tot stilzitten was gedoemd.
DE DUIVEL. Het maagdelijn is een mensch: zij kan tot God gaan en eene plaats voor Zijn aanschijn vinden. Ik, overwonnen, neergebliksemd en tot den afgrond gedoemd, ik alleen blijf eeuwig gebannen. Den verachtelijken lieveling is mijn ontnomen vaderland geschonken. En ik zou hem niet haten, niet vervolgen? O, te lang reeds gesproken! De nijd brandt gloeiend in mijnen boezem. Aan mij deze ziele!
Elke nieuwe onderneming was een nieuwe zegepraal. Ongelukkig brak, te midden van al deze werkzaamheid, een hevige crisis, de omwenteling van 1830, uit, die den arbeid tot stilstand doemde; ondanks een zeer aanmerkelijk actief scheen schorsing der betaling onvermijdelijk. John Cockerill stierf te Warschau, misschien gedood door de gedachte dat zijne stichting ten ondergang was gedoemd.
Want juist over deze zaak hadden de Conservatieven geen vaste meening en, als alle partijen van het juiste midden, waren zij ten doode gedoemd, zoodra de omstandigheden hen dwongen zich uit te spreken.
Kom, steek nu den catalogus in den zak, en wandel met mij den Ouden Cingel weder op tot aan de Mare, sla linksom en verwijl eenige oogenblikken met mij op de plek waar vroeger de standplaats was der "Marepoort, "Die oud en slecht genoemd werd, "Toen hij door 't edelachtbaar woord "Ten ondergang gedoemd werd."
Komt met mij; ik zal ze u toonen, de twee millioen broeders, die door de schuld, door de lichtzinnige modezucht van velen onzer tot onwetendheid gedoemd zijn; die slaaf zijn in geest en in lichaam, op den bodem van het meest vrije land der aarde; die rondsukkelen in den nacht der duisternis en voor eeuwig verwezen zouden blijven, om als onmondige kinderen, als verdrukte Paria's te leven en te sterven, indien het ons aan moed en kracht ontbrak, om tegen de vijanden van het Vlaamsche bloed manhaftig te staan en te kampen gelijk onze vaderen deden.
En ook hij bleef haar aanzien, met medelijden, want hij wist, dat zij haar geluk van zich had gestooten. Hij zelve meende dit vaak gedaan te hebben, maar van hemzelven had het hem nooit zoo duidelijk en klaar voor den geest gedoemd, als nu van haar. Een oogenblik meende hij haar zoo iets te zeggen, maar hij zag er geen nut in en hij zweeg. Zij zou het toch niet hebben willen erkennen.
Ik zou mijne gedienstigheid duur hebben moeten betalen. Maar wat scheelt u, broeder? Uw knieën wankelen, uw blik is somber als de nacht! Zijt gij niet wel, Bois-Guilbert?" "Ja," antwoordde de Tempelier, "ik ben wel; zoo wel als de ellendeling, die gedoemd is, om binnen een uur te sterven.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek