United States or Laos ? Vote for the TOP Country of the Week !


Hij sprong beurtelings Yorg Koevoet en Eggard Van IJsendijke aan den hals, drukte in de duisternis de handen zijner moedige gezellen, dankte hen met uitgelaten blijdschap en riep, dat hij hen allen mildelijk zou beloonen. Dan greep hij zijne zuster en zijne verloofde bij de armen en trok hen naar de proostdij.

Nu antwoordde Eggard op eene bemerking van Dakerlia: "Ja, jonkver Wulf, het is zoo, men heeft gisteren nog op bet kerkhof van St-Donaas eenen pijl gevonden met eenen brief waarin men ons, namens den graaf Willem Van Loo, tot standvastigheid aanmoedigt en ons laat weten dat het Kerlenleger welhaast naar Brugge zal komen om ons te verlossen.

"Zij hebben hem reeds op de schouders." "Het is wel Eggard, beveel de stilte. Eens buiten de poort zullen wij weinig acht op de pijlen slaan, vooruitloopen, immer vooruit over den Maalberg en door de Wapenmakersstraat. Men volge mij zonder gerucht!"

Robrecht liep tot in eene der kloosterkamers en legde zijnen gekwetsten vriend Eggard Van IJsendijke op een bed. Dan keerde hij, als uitzinnig van schrik, terug tot achter de poort. "Ha, God dank, Dakerlia, gij zijt gered!" kreet hij, zijne verloofde aan den hals vliegend. Maar even ras stuurde hij zijne blikken kommervol in het ronde. "Dakerlia, waar, waar is mijne zuster?" vroeg hij.

"Maar de schepenen en de poorters van Brugge zullen wel zeker weigeren tot zulke keus over te gaan, op bevel of op verzoek van eenen vreemden vorst?" "Neen, Eggard, daarin bedriegt gij u. Binnen drie dagen zullen de poorters op het Zand vergaderen, om eenen nieuwen graaf te kiezen."

Mher Sneloghe rekte zich de leden, ging nog gansch verdwaasd van den loomen slaap tot zijnen vriend en beschouwde hem eene wijl. "Arme Eggard!" zuchtte hij, o wat moet hij lijden! Waarom roept gij mij, zuster?" "Ach, ik beef er nog van," antwoordde Witta. "Hij scheen te willen sterven in eene schromelijke kramp en murmelde uwen naam, als wenschte hij u een laatst vaarwel toe.

God is vergramd op ons; maar dat Hij nog eens, eene enkele maal nog, mij Zijne bescherming gunne! Ach, hoe zou ik Hem zegenen tot aan het graf, indien Hij mij de genade gunde, u te mogen toeroepen: "Zege, zege, verlost is mijne arme zuster, verlost is Dakerlia!" Hij haastte zich over het plein. Zijn vriend Eggard Van IJsendijke zeide hem: "Alles is gereed; wij wachten uw bevel."

Tusschen het prevelend gebed der jonkvrouwen werd nu en dan een doffe snik hoorbaar. Zij weenden over de misdaad en over het arm slachtoffer. Wel een half uur hadden zij daar voor de ziel van graaf Karel en voor het bedreigde Kerlingaland gebeden, toen mher Eggard Van Ysendijke, een vriend van Robrecht, in de kapel trad en eenige woorden aan zijn oor fluisterde.

Hem schoot als een bliksem de overweging door den geest, dat zij in des kasteleins Steen niet veilig waren en onmiddellijk in des vijands handen zouden vallen. Hij liep uit het gevecht, sprong in de kamer, waar de jonkvrouwen zich bevonden, en riep: "Gauw, gauw, volgt mij! Spoedig, of het is te laat!" "Ach, de arme Eggard, onze beschermer, onze verlosser!" riep Witta.

Zij waren gereed om waarlijk den gruwelijken broederstrijd te beginnen. Ik sprong vooruit en sloot Burchard in mijne armen; Eggard Van IJzendijke wederhield Robrecht. Onderwijl bedreigden de Houtkerels de mannen van Ravenschoot en ik zag met doodelijken angst het oogenblik naderen, dat onze Kerels elkander onderling zouden hebben vermoord.