United States or Turks and Caicos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daartegenover beloof ik, dat ik mijn best zal doen om zoo gauw mogelijk schoone lei te krijgen en jonkvrouwe Dulcinea van hare betoovering te verlossen." "Dat is voldoende," riep Montesinos.

Hij droomde van zijne zielekoninginne Dulcinea, tot de morgen weer aanbrak. Toen stond hij op, beroofde een der eiken van een langen, taaien tak, stak daar zijn lansijzer in en verschafte zich opnieuw een ridderlijk wapen.

Dit geschiedde, en nu riep hij: "Welaan, in naam van Dulcinea, laat ons gaan, want de aanminnige dame moet geholpen worden." De barbier had, terwijl dit alles voorviel, nog altijd op de knieën gelegen en zichzelf alle geweld aangedaan, om 't niet hardop uit proesten en daardoor de heele grap op eens te bederven.

Raesfelt, die niets liever verlangde, dan Joan tot metgezel in zijn vlucht te hebben, wendde al zijn welsprekendheid aan om hem in dit voornemen te versterken. "Maar!" zeide Joan eindelijk: "alles is goed en wel: doch is het gezegd, dat uw Dulcinea, die zeer geneigd is om u te verlossen, evenzeer er op gesteld zal wezen, om mij aan mijn kerker te laten ontsnappen?"

"Men kan uit u niet wijs worden! Nu spreekt gij zus, dan spreekt gij zoo, al naar 't u best past, en meent, dat gij uwen schildknaap vrij de huid vol moogt liegen. Fop je mij, ik fop je weer, zegt het spreekwoord; en dat heb ik ook al vaak genoeg gedaan. Ik zeg u nu ronduit, dat ik noch uwe Dulcinea, noch haar vader, noch een van hare familie ooit met mijne oogen gezien heb, en daarmee basta!"

De hertog, de hertogin en alle verdere tegenwoordigen gaven insgelijks hunne voldoening en tevredenheid te kennen, en toen de kar zich weer in beweging stelde, boog Dulcinea eerbiedig het hoofd voor de hertogin en wierp Sancho Panza een allerliefst kushandje toe.

Mocht ik bij den zwaren strijd, die mij te wachten staat, het leven laten, spoed u dan naar mijne gebiedster Dulcinea van Toboso en maak haar bekend met mijn dood." Na deze woorden begrepen allen, dat met Don Quichot niets meer was aan te vangen en dat men hem stil zijn gang moest laten gaan.

"Dat alles is goed en wel," riep Sancho, "maar ik laat mij noch door mijn eigen noch door vreemde vuist afrossen, en wil mijn heer zijne Dulcinea onttooverd hebben, laat hem haar dan zelf onttooveren en zijne magere schouders zoo bont en blauw slaan, als hij maar verkiest. Ik voor mijn part zal zoo gek niet wezen, om tegen mijn eigen vleesch te woeden."

Hij richtte zich langzaam in zijn bed op, greep naar zijne lans en liet die met zooveel geweld op Sancho's breede schouderbladen neervallen, dat deze tuimelde, waar hij stond. "Neem dat, gemeene boerenziel!" riep hij alstoen, "en hoed u in het vervolg, één smalend woord tegen mijne meesteresse Dulcinea uit te brengen.

"Doña Dulcinea van Toboso kijkt niet scheel, en nog veel minder wordt haar edele gestalte door een bult ontsierd. Maar gij zult voor uwe snoode lastering het met den dood boeten."