Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 28 juni 2025
En de eene man at vuur en de andere slikte een gladiatorezwaard in.... Gij moet dan weten, Charmides, zeide Crito; dat ik samen met Chremes reisde, hij in wol, ik in kaas, en dat wij reeds sedert lang goede vrienden zijn, niet waar, Chremes? Voorzeker, Crito, antwoordde Chremes. En ge moet weten, Charmides, dat wij kwamen op een driesprong van wegen, dicht bij Hypata....
Gaat slapen, allebei. Morgen brengt de Dageraad nieuwen raad. Zij zouden voor in den wagen slapen. Zij sliepen dadelijk. Ik, in den ruimen wagen, strekte mij op kussens ter ruste. Maar sliep niet. Mijn slapen bonsden. Ik zag den driesprong der wegen en het beeld van Hekate, wier drie hoofden af lieten van den romp en toen drie heksen werden.
De waarzegster had, in de doorzichtigheid van haar koffiedik, aan een driesprong een ijzeren draaihek gezien, dat tot den oprit naar een kapitale boerenwoning toegang gaf. En door hetzelve draaihek had zij oom Ab en peet Duur en de kinderen, alsmede de melkmeid, uit- en ingaande aanschouwd.
Nog altijd blijft de weg hobbelend, en hoewel het landschap zeer mooi blijft, vermoeit toch dat aanhoudend klimmen en dalen, en ben ik ten slotte blijde aan een driesprong te komen, waar eene landhandleri staat, en een nieuwe beter aangelegde weg naar Börte afdraait.
Ik moest mij, in mijne nog moede hersenen, herinneren, dat de harpij op den driesprong mij had betooverd, dat ik twee malen reeds in een ezel veranderd was... Dat was toch gebeurd? W
Plotseling zeide Davus: Heer, ik geloof toch, dat ik mij heb vergist. Wij moesten geen driesprong van wegen meer ontmoeten en ik zie.... ginds, vóor mij, is een driesprong.... Welken weg nu te nemen, heer?! Ik keek uit langs zijn schouder. En ik zag, als een bleeke star, liggen op den grond voor mij den driesprong. De weg, dien wij gingen, mondde er heen.
O niet meer? vroeg ik en ik weet niet waarom, maar zeide hem niets van de harpij en de heksen: de heksen, waaraan ik nu wel geloofde. Nu, op den laatsten driesprong, was het toch wel heel bar weêr! Op den driesprong, heer Charmides? vroeg de postmeester en verbleekte. Was het daar toch... wel b
Zijn berijder scheen echter ongenegen om aan dit verlangen toe te geven; maar bleef bedaard doorstappen, nu en dan, links en rechts, uitziende, of hij het goede spoor was ingeslagen, en somtijds, wanneer hij aan een kruisweg of driesprong kwam, even stilhoudende, als iemand, die zich een weg zoekt te herinneren, en een landstreek zoekt te herkennen, welke hij in vele jaren niet bezocht heeft.
... En het was vallende avond, ging Crito voort, zonder zich veel te storen aan mijne vragen en opmerkingen. En op eens.... ... Zagen wij vóor ons... Een driehoofdig beeld van Hekate, de in Thessalië ge-eerediende godin!! Nu, zeide ik; is dat zoo vreemd. Op vier- of driesprong der wegen staat wel meer het beeld der toovergodin. Ja, maar Charmides....!
Ik ontrukte op dat oogenblik aan den bezwijmden knecht de zweep, die hij nog in de hand hield geklemd en cirkelde met den langen geesel in de lucht, om mijn hoofd. Het was vreemd, maar ik geloofde nog niet aan heksen. Ik geloofde aan storm en aan vreeslijke stormvogels en aan reuzevleêrmuizen, zoo als ik er nimmer nog had aanschouwd, maar ik geloofde niet aan heksen. En ik poogde met mijn lange zweep de gedrochten mij van het lijf te houden. Ik voelde echter, dat ik dit niet lang zoû kunnen. Daarom wierp ik de zweep in den wagen en de afschuwelijke vleugels en vlerken sloegen mij om het hoofd, geeselden mij op hun beurt. Wat vermag echter een jonge, sterke man veél in de uiterste oogenblikken van bijna niet te begrijpen gevaar: wat een kracht hebben de goden den mensch in gegeven, kracht, die vertienvoudigd hem schijnt als een uiterste poging gedaan moet worden! Want ik, ik had de kracht mijn bezwijmden Davus op te tillen en hem in mijn mantel binnen in den wagen te werpen. De buffels, ook geslagen door de vlerken en vleugels, brulden van smart en wanhoop maar ik greep den voorste de leidsels en leidde hen in het rond om den driesprong heen. Ik voelde, dat ik óver den driesprong ter zij van het beeld, dat mij scheen te bewegen, te grijnzen, bezield te worden, in drie wezens zich te verdeelen! onmogelijk buffels en wagen zoû kunnen geleiden. Maar om den driesprong rond, even buiten den toovercirkel, die daar beschreven scheen, rukte ik de buffels voorwaarts, terwijl ik voelde, dat ik vooruit moest en niet achteruit den weg terug zoû kunnen gaan! O, hoe ik het betreurde niet ingewijd te zijn in de mysteriën van Eleuzis! D
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek