Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 17 juli 2025
Wanneer Deschamps van "Jupiter venu de Paradis" spreekt, bedoelt hij geenerlei onvroomheid, evenmin als Villon, wanneer hij in de roerende ballade, die hij voor zijn moeder maakte, om tot Onze Lieve Vrouw te bidden, haar "haulte Deesse" noemt. Een zeker heidensch tintje hoorde ook bij het herdersdicht; daar kon men argeloos goden laten optreden.
Van de caricatuur, die de kunst van Joseph dreigde te maken: den ouden slovenden man, zooals Deschamps hem beklaagde, wil Gerson niet weten: Joseph was nog geen vijftig jaar, zegt hij.
De werkelijkheid is te allen tijde slechter en ruwer geweest dan het verfijnd litteraire liefdesideaal haar zag, maar ook zuiverder en ingetogener dan de platte erotiek, die veelal als naturalistisch geldt, haar voorstelde. Eustache Deschamps, de brooddichter, pleegt in tal van komische balladen, waarin hij sprekend optreedt, zich tot de liederlijkste gemeenheid te verlagen.
Maar als het eens heel mooi moet, brengen zij er mythologie aan te pas, en precieuze latiniseerende termen, en vinden zich "rhétoricien". Christine de Pisan onderscheidt een mythologisch gedicht uitdrukkelijk van haar gewone werk als "balade pouétique". Wanneer Eustache Deschamps aan zijn kunstbroeder en bewonderaar Chaucer zijn werken toezendt, vervalt hij in de meest ongenietbare quasi-klassieke poespas.
Doch wel sprekend is het, wanneer die gedachte plotseling opgaat aan een geest als Eustache Deschamps, den oppervlakkigen, banalen hofdichter, die juist in zijn begrensdheid zulk een voortreffelijke spiegel is van het gewone geestesleven van zijn tijd.
Deschamps, IX Le miroir de mariage, p. 109/110. Verscheiden exemplaren van zulke "paix" bij Laborde, II nos. 43, 45, 75, 126, 140, 5293. De baljuwsche. Deschamps ib.; p. 300, vgl. VIII p. 156 ballade no. 1462; Molinet, V p. 195; Les cent nouvelles nouvelles, ed. Th. Wright, II p. 123; vgl. Les Quinze joyes de mariage p. 185. Canonisatieproces te Tours, Acta Sanctorum Apr. t. I p. 152. Vad.
De uitgever van Deschamps' poëzie, Gaston Raynaud, neemt aan, dat al de gedichten van deze strekking, veelal onder de beste, die Deschamps maakte, zijn toe te schrijven aan zijn laatsten tijd, toen hij, ontzet van zijn ambten, verlaten en teleurgesteld, de ijdelheid van het hofleven zou hebben begrepen. Een inkeer zou het dus zijn. Zou het niet veeleer een reactie, een moeheidsverschijnsel zijn?
Het zijn niet alleen zij, die zich voorgoed van de wereld hebben afgewend, maar de kroniekschrijvers en modedichters der hoven, die altijd weer de afgeleefdheid der wereld beklagen en vertwijfelen aan vrede en gerechtigheid. Niemand heeft zoo eindeloos de klacht herhaald, dat alle goede dingen de wereld verlaten hebben, als Eustache Deschamps.
Jean Meschinot zingt drie kwart eeuw later dan Deschamps nog in volkomen denzelfden toon. "O miserable et très dolente vie!... La guerre avons, mortalité, famine; Le froid, le chaud, le jour, la nuit nous mine; Puces, cirons et tant d'autre vermine Nous guerroyent. Bref, miserere domine Noz meschans corps, dont le vivre est très court."
Of het is het spel van de zonnestralen op helmen, harnassen, lanspunten, vaantjes en banieren van een optrekkende ruitertroep. Eustache Deschamps bewondert het schoone van draaiende molens, en van de zon in een dauwdruppel; La Marche merkt op, hoe mooi het zonlicht op de blonde haren schijnt van een troep Duitsche en Boheemsche ridders.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek